
De steel is taai, lang, draadvormig, pijpachtig, naakt,
stijf, berijpt of donzig aan den A’oet, grijs wit, dan rood
A'ioletachtig, glimmend, doorschijnend, 4 cM. lang en A'eel
langer Avanneer hij tusschen A'ochtig mos staat.
De plaatjes zijn niet talrijk, lang afloopend, door aderen
A-erhonden, A\dt of grijsachtig.
Tnsschen mossen in dennenbosschen, einde zomer, herfst
en Avinter te A’inden.
13. 0. Fibula (B u ll.) afgeleid A’an fibula of speld, n. a.
van den A’orm der ZAvam.
Syn. : Ag. flbnla-Bull.
De hoed is A’liezig, genaA’eld, tolvormig, gestreept, AA'it
met een bruinachtig middenpunt, oranjekleurig, bleeker
Avanneer de zAA’am droog is.
De Steel is geel, a’oI, dan hol, teeder, draadvormig, 2 cM.
lang.
De plaatjes zijn Aveinig talrijk, lang afloopend, bleeker
of geelachtig, tamelijk smal, in het midden het breedst.
Op grazige plekken, beiden, längs boschranden tusschen
mos, A’an Juli to t October OA’eral te A’inden.
14. 0. polyadelpha (Lasch.)
De lioed is zeer dun, eerst halfrond, gcA’Oord, vlokkig,
later neergedrukt in het midden, Avit, 1 à 2 mM. breed.
De steel is AA’it, zeer teer, gekromd, slap, A'lokkig aan
den A’oet.
De plaatjes zijn zacht, afloopend, gerimpeld en wit.
Tusschen eiken en beukenbladeren in troepen gedurende
zomer, herfst en AA’inter te vinden, doch zeldzaam,
PLEUROTUS.
Dit geslacht dntleent haar naam aan de Grieksche woor-
den TAvopoy of zijde en ovg of oor omdat de steel bij de
meeste soorten op zijde of excentrisch zit, soms geheel en
al ontbreekt.
De hoed is A’leezig, alleen bij de kleinere soorten A'liezig,
in de eerste dagen bol,
later dikAvijls ingedrukt,
meestal schelpvormig. Le-
A'endige kleuren vindt
men bij deze zAvammen
niet, Avit geel en grijsachtig
zijn de meest voorkomende
en allioeAvel de
hoed bij de meeste soorten
naakt is, komen behaarde,
donzige en schubbige ook
A’oor.
De plaatjes zijn droog,
AA'it of witachtig, ongelijk,
gCAVoonlijk afloopend en
soniAA'ijlen A'ertakt.
De Steel is meestal excentrisch geplaatst, zeldzamer in
het midden en ontbreekt A'eelal, zooals boven reeds gezegd
is. Hij komt recht en gebogen, met of zonder ring A’Oor en
A'erliest zieh in het A'leesch A'an den hoed. De a’oIa'h ontbreekt
en de ring is nietig.
P le u ro tu s E ry n g ii.
De sporen zijn eiA’ormig, cylindrisch, recht of gebogen.
Het zijn zwammen die op boomen en struiken para-
siteeren, ja zelfs op onde palen Avorden aangetroffen, maar
hoogst zelden op den grond A’oorkomen.
De inheemsche soorten zijn (behah'e ,,corticatus” die
door haar scherpen smaak en taaiheid toch Avel niet zal
gebruikt Avorden) onschadelijk, maar A’eelal te lederachtig
om als A’oedsel te kunnen dienen.
A. Steel van eenen ring voorzien.
1. PI. corticatus (Fe .) afgeleid van cortex of schors, n. a.
A'an de vlokkige baren die den hoed in zijn jengd A'ersieren.
De hoed is A’leezig, zeer ineen gedrongen, bol, horizontaal,
jong zijnde geheel bedekt met een grijsachtig poeder, dan
door een dicht dons en eindelijk door Avitachtige A’lokkige
schubben, met ingerolden rand, 6 á 15 cM. breed.