
VERDEELING DER NEDERLANDSCHE
HOOGERE ZWAMMEN.
Zooals vroeger al is opgemerkt, gaf de vorming der
sporen de eerste aanleiding to t eene verdeeling der zwammen
en wel in twee afdeelingen ;
Basidiomyceten met sporevorming op basidien en
Ascomyceten met sporevorming in asci, of sporebuizen.
Daar de ligging van bet kiemvlies of hymenium, waarop
die basidien zieh onDvikkelen bij alle Basidiomyceten niet
hetzelfde is, onderscheidt men weder twee onderafdeelingen,
11.1. die der :
Hymenomyceten met buiten het vruehtlichaam liggeiid
kienwlies ; en der
Gasteromyceten met binnen het vruehtlichaam liggend
kieniAdies.
Het kieimdies komt bij de genoemde onderafdeelingen
niet steeds op of binnen dezelfde plaats Amn het vrucht-
lichaam Amor, Avaardoor Aveer de Amlgende verdeeling in
families volgde.
Hymenomyceten of VlieszAvammen.
A. Agaricaceeen of Plaatzwammen. He t hymenium bedekt
de beide zijden der plaatjes.
B. Polyporaceeen of Buiszwammen. Het hymenium bcAundt
zieh aan de binnenzijde van buisjes.
C. Hydnaceeen of Stekelzwammen. H e t hymenium bedekt
stekels, tepels en wratjes aan cle onderzijde van het
Auuchtlichaam.
D. Thelephoraceeen of Korstzwammen. Het vruehtlichaam
is leerachtig, glad of licht gerimpeld. Het hymenium
bedekt de onderzijde van het vruehtlichaam.
E. Clavariaceeen of Knotszwammen. Vleezige, wasachtige
zAAmmmen. Het hymenium bedekt de gladde oppervlakte
van het vruehtlichaam of is alleen beperkt to t
het hovenste deel van het vruehtlichaam.
E. Tremellaceeen of Trilzwammen. Geleiachtige zwammen.
Het h3'-menium bedekt de geheele oppervlakte van het
vruehtlichaam ; soms alleen boven en ondervlakte.
De Gasteromyceten of Buikzwammen verdeelt men in de
volgende families :
A. Phallaceeen of Stinkzwammen. Het peridium barst open
en blijft als beurs of volva achter. Het sporendragend
weefsel komt naar buiten.
B. Nidulariaceeen of Nestzwammen. Het peridium bevat
versehillende ronde lichaampjes (peridiolen), de binnenwand
hiervan is met het hymenium bedekt. Wanneer
de Avand vergaan is, komen de sporen, die zieh
in die peridiolen gevormd hebben, Auij.
C. Lycoperdaceeen of Stuifzwammen. Dubbel peridium
waarin de sporenklos of gleba is opgesloten ; dit is in
kamertjes verdeeld die met het hymenium bekleed zijn.
D. Hymenogastraceeen of Schijntruffels. Vruehtlichaam boven
of onderaardsch. Het peridium omsluit een in veel
kamertjes verdeelde gleba. Wanneer het peridium
A’ergaan is, komen de sporen vrij.
Zooals in het begin van dit werk reeds gezegd is, zijn
de sporen der Agaricaceeen verschillend gekleurd; dit gaf
wederom aanleiding om deze groote famihe in vier seriSin
te verdeelen en Avel die der ;
Leucosporeeen of Witsporigen.
De sporen zijn Avit, bolrond of eivormig en glad.
Phodosporeeen of Posesporigen.
De sporen zijn rose of zalmkleurig, eivormig, glad of korrelig.
Ochrosporeeen of Bruinsporigen.
De sporen zijn oker- of ijzerkleurig.
Melanos'poreeen of Zwartsporigen.
De sporen zijn purperbruin of zAvart, glad, eivormig.