
De Steel is gevuld, gelijk vezelachtig, bruin en 4 cM. lang.
De plaatjes die dicht bijeen staan zijn smal, bruin gekleurd
en loopen naar den rand smaller toe.
Deze zwam is in den zomer bij Zeist door wijlen Prof.
Oudemans onder elzen aangetroffen.
4. I. asinitia (Kalchbr.) afgeleid van asinus of ezel
en wel n. a. der hoedkleur.
De hoed is eerst bol, dan vlak, iets bultig, vezelig, grijs,
grijsbruin met roodachtige tint.
b e steel is niet berijpt, licht bruin en gevuld.
De ring is draderig.
De plaatjes staan A’rij dicht op elkaar, zijn uitgerand,
geel grijsachtig, later kaneelkleurig.
Het vleesch is Avit geelachtig.
Op A’ochtige plekken door Avijleir Prof. Oudemans ge-
voiiden in de beide bij Putten.
5. I. maritima (F r .) afgeleid van mare of zee, n. a. der
groeiplaats.
De hoed is Aveinig vleezig, bol, uitgespreid, stomp, vlokkig,
A’ezelig, geschubd in h e t midden, bru in grijsachtig,
hyg ro p h aan 2 ä 3 cM. breed.
De Steel is sterk, gevuld, vlokkig-vezelig, roestkleurig,
naakt aan den top, 2 ä 4 cM. lang.
De plaatjes zijn aangehecht, buikig, breed, niet ver van
elkaar, grijs, dan roestkleurig.
In September door wijlen Prof. Oudemans in het zand
der zeeduinen gevonden.
6. I. lacera (F r .) afgeleid van lacerus of gescheurd.
Syn. : cristata-Scop.
De hoed is een weinig vleezig, bol, dan bol-vlak, stomp,
bultig, bruin, licht bruin of licht geelachtig, eerst bijna
giad, dan geschubd en later met körte bruine opstaande
schubben bedekt, 2 ä 3 cM. breed.
De steel is bruin, gevuld, tenger, kort, vezelig, naakt
aan den top, 2 a 5 cM. lang.
De plaatjes zijn breed, buikig, aangehecht, witachtig,
dan bruin geel of roodachtig, zwartachtig op de snede.
In pijnbosschen en meestal op zandigen bodem, aigemeen
van Augustus to t October te vinden.
7. i. flocculosa (Berk.) afgeleid van floccus of vlok.
De hoed is weinig vleezig, klokvormig-bol, bultig, zijdeachtig,
geschubd, bruin-geel, bruin.
De steel is vezelig, bleek-roodachtig, bovenaan berijpt,
4 cM. lang.
De plaatjes zijn aangehecht, buikig, roodachtig, eindelijk
roestkleurig.
Door Avijlen Prof. Oudemans in Juli te Pu tten op de
beide gevonden.
8. I. degiubens (F r .) afgeleid van deglubere of pellen.
De hoed is weinig vleezig, bol-vlak, stomp, bultig, in
het midden met dichte schubben bedekt, bruin-geelachtig,
dan geelachtig, 4 cM. breed.
De Steel is gevuld, bleek, vezelig, licht bruinrood, aan
den top met een donkere stof bepoederd, 7 cM. lang.
De plaatjes niet dicht op elkaar, aangegroeid, buikig,
grijs-roodachtig, dan vuil kaneelkleurig.
Het vleesch is wit en riekt onaangenaam naar den grond.
In naaldbosschen in den herfst te vinden, maar niet
aigemeen.
9. I. obscura (P.).
De hoed is weinig vleezig, klokvormig, dan vlak, bultig,
bedekt met vezels die door hun versehillende kleuren een
blauwen en paarsen weerschijn doen ontstaan, 2 ä 3cM. breed.
De Steel is gevuld, een weinig buigzaam, vezelig, licht
rood-geelachtig, dikwijls violet kleurig getint, 4 a 8 cM. lang.
De plaatjes zijn talrijk, buikig, aangegroeid of afloopend,
olijfgroen, dan bruinachtig.
Het vleesch is stevig, bitter smakend, witachtig en aan
den top van den steel met lila gewasschen. In naaldbosschen
in het najaar.