
7. A. Excelsa (F ries) afgeleid van excelsus of A'erlieveii.
Hoed grijs, in liet midden bruinaclitig, 1 d.M. breed,
eerst bolrond, later uitgespreid, vleezig, zacht. Zij is be-
dekt met een taaie, klcA'erige opperhuid die A'ochtig zijnde
gemakkelijk loslaat en waarop in het begin meelachtige
wratten A'oorkomen die spoedig A'erdwijnen, Avaarna de
aanvankelijk gladde rand gestreept wordt.
De Steel is cylindrisch, met een sponsachtige massa
gevnld, 15 cöl. lang, loopt naar boven dünner toe, is gestreept
aan den top en onderaan met schubben bedekt.
De knol zit diep in den grond, van de A'olva blijft niets
over. De ring is breed en gestreept.
De plaatjes zijn Auij, zeer talrijk, buikig, ongelijk. Ge-
A’onden te Zeist in Aug. 1886 door Dr. J. Th. Oudeahans.
Door buitenlandsche sclirijA'ers niet vermeld.
8. Ä. Nitida (F ries) afgeleid A'an nitidus of glanzend.
Hoed eerst bol, dan A 'l a k , steA'ig, met dikke, hoekige,
liarde, donkerder verhevenheden bedekt, okerkleurig, mid-
denin AA'it, rand zeer glad, 6 a 8 cM. breed.
Steel gevuld, schubbig, kegeh'ormig A'ersmald, 6 cM.
lang, 2 cM. dik.
Ring meestal gescheurd, AA'it, spoedig verdwijnend.
Plaatjes Avit, tegen den steel aan.
De Steel eindigt in een flinken knol.
Het A'leesch is AA'it, stevig. Smaak zoet of een Aveinig zuur.
Gevonden in October 1886 door wijlen den Heer F. W.
v.AN E eden op Elswoud te Overveen. Komt volgens F ries
in bosschen A'oor en is zeldzaam. De zwam is afgebeeld
onder nr. 1400 in Flora BataA'a.
9. A. Spissa (F ries) afgeleid van spissus of dik duidende
op het A’leesch der zAvam.
Syn. : Am. cinerea-Secr., Ag. cinereus-Kromb., A. stro-
biliformis. Gon. en Rah.
Hoed vleezig, bolrond, dik, vochtig, muiskleurig, grijs,
grauAY, bedekt met grijze, meelachtige Avratjes die na regen
kleA'en anders hard zijn, de rand is glad, 8 a 15 cM. breed.
De steel is gevuld, stevig, dik, lang
14 cM., naar boven smaller toeloopend,
fijn pluizig, wit, eindigend in een knol
die A'anboven elkander staande inker-
vingen is voorzien.
De ring is zeer breed, binneniti
gestreept.
De plaatjes loopen een Aveinig af, bij
den steel 12 mM. breed, staan dicht
op elkaar en zijn wit gekleurd.
De sporen zijn elliptisch. Het Adeesch
is zeer A'ast, sappig, reukeloos, flauAV
Knol v an A. sp issa .
maar soms ziltig A'an smaak. Deze
ZAvam komt gedurende zomer en herfst in schaduAvrijke
bosschen voor, doch is niet aigemeen. Zij is A'erdaclit.
10. A. Strobiliformis (P au l) afgeleid A'an strobilus of
dennenappel.
Syn. : Am. ampla-Vitt., Ag. solitarius-Bull.
Hoed halfrond, A'erA'olgens vlak, 6 a 10 cM. breed, dik,
grijsachtig Avit, bedekt met dikke, kleverige grijze Avratjes.
Steel gevuld, steA'ig, dik, Avitachtig, met grijze A'lokken
bedekt en eindigend in een eiA'ormige knol die A’oorzien
is A'an tAvee of drie dikke getande ringen die tusschen
in een diepe gleuf hebben. De ring valt A'an den top der
steel omlaag, is breed, teer, gestreept en Avit A'an kleur.
De plaatjes zijn A'rij, afgerond, afloopend en AA'it. Sporen
eiA'ormig.
Het A'leesch is A'ast, Avit, sappig met Aveinig maar
onaangename lucht. Deze ZAvam is gedurende den zomer
en herfst in zandige, schaduwrijke bosschen te A’inden,
doch komt Aveinig A'oor. Zij is A'erdacht.
11. A. Rubescens (Fries) afgeleid A'an rubescens of rood
AA'ordend.
S y n .: A. rubens-Scop., Ag. circinatus-Schum., Ag. Pustu-
latus Schaeff., Ag. rubescens-Vitt., verruciiosus-Bull., Mar-
gariti ferus-Batscli.