
Van dit geslacht is slechts een enkele
soort in ons land in het wild geA’onden
en AA’e l :
P. quisquiliaris (F k .;
Het A’ruchtlichaam dezer zwam is
kolfvormig, Avitachtig, van boven dikker,
een weinig saamgedrukt, soms
gespleten, onderaan dunner, steelvormig,
door droogte bleek geelachtig en
, P is til la r i a q u is q u ih a n s . 3 a 5 mM. lang. ‘
Deze kleine zAvam is in het najaar op de verdroogde
stengels van Pteris aquilina of adelaarsvaren te vmden.
TREMELLACEEEN of TRILZWAMMEN.
Op dood hout, zelden op den grond groeiende zwammen,
met kleine meestal levendig gekleurde vruchtlichamen
van een weeke, geleiachtige zelfstandigheid. Hun voorkomen
is zeer verschillend, kogel- of kussenvormig to t schijf-
of bekervormig, als bladeren uitgespreid of als darmen
gedraaid en geplooid, eenvoudig knotsvormig of vertakt,
kom- of hoedvormig.
Het geheele vrije deel der oppervlakte of ten mmste het
grootste deel daarvan (bij de komvormige soorten de
bovenkant) is met het hymenium bedekt.
Dit bestaat uit dicht bijeen staande basidiën en de u iteinden
van de naar buiten gerichte takken der hyphen
van het vruehtlichaam. De basidiën zijn niet bij alle soorten
gelijk, de meesten zijn viercellig.
Bij enkele soorten is de vorming van spermatiën waargenomen.
AURICULARIA.
De naam is afgeleid van auricula een verkleinwoord van
auris of oor. Van dit geslacht, da t door andere schrijvers
gerangschikt wordt onder de familie der Auriculariaceeën,
hetwelk door wijlen Prof. Oudeaiaxs niet Avordt genoemd,
komt in ons land maar één soort voor en Avel :
A. mesenterica (Dicks.) afgeleid A’an p.e7é>repry of darm-
scheel, zijnde een groote plooi in het huikA’lies.
In de eerste dagen A’an haar bestaan gelijkt deze zwam
op een geleiachtige korst, dan laat zij boA’enaan los, keert
zieh om en A’ertoont dan het bovenste deel A’an haar hoed,
die gaaf, donzig, grauAV- of lichtbruin
to t geelachtig groen en met onduidelijke
handen geteekend is.
Het hymenium beA’indt zieh A’an
binnen en is trillend, geleiachtig.
paarsbruin, aderig geplooid en 7
cM. breed.
De sporen zijn kogehond.
Aan oude stammen A’an loofboo-
men, maar vooral aan die van eiken,
in voor- en najaar vrij aigemeen
voorkomend.
A u ric u la ria m e s e n te ric a .
HIRNEOLA.
De naam A’an dit geslacht is afgeleid A’an hirnea of pot.
Dit geslacht Avordt door den Duitschen mycoloog Prof.
Dr. Otto Wünsche niet afzonderlijk behandeld maar de
hier onder te bespreken soort beschreA’eii bij het geslacht
Auricularia, onder de naam A’an Auricularia sambucina a’ .
Mart.
H. auricula judae (L.) auricula is het A’erkleiiiAvoord A’an
auris of oor.
Syn. : Tremella auricula Judae-Bull. : Exidia auricula
Judae-Fr. ; Auricularia sambucina-Mart.
Het vruchtlicliaam dezer ZAvam komt iu oneindig veel
vormen voor maar meestal is het oor-, kom- of schelp