
kleurd dan de hoed of bleek roodachtig, dikwijls een weinig
donzig aan den A’oet, 5 a 8 cM. lang en 1 cM. dik.
De plaatjes zijn talrijk, bijna afloopend, hier en daar
gevorkt, geel okerkleurig of rossig.
Het Adeesch is stevig, bleek roodachtig, reukeloos.
De melk is AA’it en zeer scherp A’an smaak.
Deze soort is A’olgens de meeste antenrs de A’ergiftigste
der Lactarii.
Zij komt in zomer en herfst vooral in naaldbosschen
zeer aigemeen A’oor.
24. L. helvus (Fk.) afgeleid A’an helvus of geelroodachtig.
De hoed is vleezig, teer, la te r ingedrukt, eerst zijdeachtig,
dan A’lokkig schubhig, en A’oorzien A’an smalle in-
druklien, bleek roodachtig, A’erbleekend, 8 a 12 cM. breed.
De steel is geA’uld, dan hoi, donzig berijpt, bleek roodachtig,
9 cM. lang.
De plaatjes staan dicht op elkaar, zijn dun, afloopend,
eerst AA’it, dan bleek okerkleurig.
De AA’einige melk is iets scherp. De reuk is zoetachtig.
Deze ZAA’am komt van af Juli in naaldbosschen A’Oor
en is A’rij aigemeen.
. 25. L. glyciosmus (Fe .) afgeleid A’an yAuxv? of zacht en
¿r/jy of reuk, n. a. A’an den eigenaardigen geur door deze
zAvam A’erspreid.
De hoed is Aveinig A’leezig, dun, bol, dan vlak, later ingedrukt,
rond, bultig, droog, fijn schubbig, ondoorzichtig,
verschillend in kleur, geel wit, steenrood, bruin rossig,
ouder zijnde somtijds met A’iolette tint, 3 a 8 cM. breed,
6 a 8 mM. dik.
De steel is geA’uld, bijna gelijk, bleek, glad, donzig aan
den voet 2 ä 5 oM. lang.
De plaatjes zijn talrijk, smal, 1 a 2 mM., iets afloopend,
geelachtig, A’leeschkleurig, verkrijgen gekneusd zijnde geen
A’lekken.
Het A’leesch is wit, wordt door den invloed der lucht stroogeel,
riekt naar bergamotolie. De melk is wit en zeer scherp.
In naaldbosschen is deze zwam in het najaar vrij aigemeen
te vinden.
26 L. volemus (Fr.) afgeleid van volemus zijnde een
peersoort en wel n. a. van de zwam die rauw zijnde een
Avare délicatesse is.
Syn. : Ag. ruber-Secr., Ag. lactifluus aureus-Hoftm.,
Ag. testaceus-A. en S.
De hoed is A’leezig, ineengedrongen, bolrond, dan bol,
later vlak, in het midden ingedrukt en toch iets bultig,
een weinig gegolfd aan den rand, dan gebogen, later uit-
o-espreid, onbehaard, droog, gewoonlijk goudgeel, geelbnun,
middenin donkerder, later bleeker, de opperhuid op het
la atst veelal gespleten, 3 à 12 cM. breed.
De steel is cylindrisch, gevuld, stevig, hard, berijpt,
recht of gebogen, dilcAvijls aan den voet lets dunner, eenkleurig
met den hoed, maar altijd bleeker, 6 à 8 cM. lang,
2 cM. dik. . . . . n n 1
De plaatjes zijn talrijk, vuilwit of bleek geel, scherp
aan beide uiteinden, recht en afloopend; Avanneer zij ge-
Avreven worden, nemen zij de kleur van den hoed aan ot
krijgen bruine A’lekken met A’iolette tint.
Het A’leesch is stevig, Avit of vooral op het la a tst geelachtig,
de geur is sterk en aangenaam evenals de smaak
De-melk is Avit, z a c h t, OA’e rv lo e d ig , zij A’l e k t het vleesch
bruinachtig Avanneer het aan de lucht wordt blootgesteld.
Deze overlieerlijke zAvam die volgens Quélet rauAv zijnde
het smakelijkst is en Avaarvan de melk een aangenamen drank
is komt van Augustus to t het najaar in beukenbosschen
en op braakliggend land voor, maar is met aigemeen.
27. L. iciioratus (Ba tsch.) afgeleid A’an ¡yjp of AA’aterachtig
vocht, 11. a. van de melk der zwam.
De hoed is A’leezig, dun, stijf, dan zacht, eerst bol, later
vlak en ingedrukt, zeer dikAvijls ongelijk of scheef, glad,
onbehaard, dof, zacht op het gevoel, licht roodbruin, donkerder
of roodbruin in het midden, somtijds met gordels
geteekend, 8 à 10 cM. breed.