
De steel is wit, bedekt met schubben, kort, A'an onderen
dünner, 5 cM. lang, en 2 c.M. dik.
De ring is moeielijk te onderscheiden.
Plaatjes zijn smal, eerst Auhl A\'it, later geelachtig, bijna A'rij.
Komt in naaldbosschen to t in October, maar nergens.
A'eeh'uldig A'oor.
6. A. laschü (Feies).
Deze zAvam is genaamd naar den auteur Lasch.
De hoed die eerst bolrond is, AA'ordt later een AA'einig
trechteiwormig, geelachtig, kaal, 8—11 ciM. breed.
De Steel is ruim 5 cM. lang, A-ezelig, gestreept, steA’ig, A’an
onderen dikker.
De ring hangt omlaag.
De plaatjes zijnAA'it, staan dicht op elkaar enzijnailloopeiid.
Deze soort komt in dennenbosschen A’oor, doch is zeer
zeldzaam.
TRICHOLOMA.
De soorten A’an dit geslacht zijn
geAVOonlijk A'leezig, hebben een in het
midden staanden, dikken, geA'ulden,
niet kraakbeenachtigen steel, zonder
ring. De plaatjes zijn bij den steel
nitgerand en ongelijk. Alle soorten
leA’en op den grond.
A. Soorten met Meverigen, vezeligen,
geschubden, zijdeachtigen hoed.
_ X /T \ T y p e v an een T rich o lom a . 1. Tr. equestre (L.)
S y n .: Ag. crassus-Scop., Ag. flaA'OA’i-
rens-Pers., Ag. aureus-Schaeli, Ag. luteus-Batsch.
De naam dezer zwam is afgeleid A'an eques of ridder en
AA’el om haar, bij andere soorten A'ergeleken, flink A'oorkomen.
De hoed is meestal kleverig met gebogen rand, vezelig
of schubbig, geelachtig rood met bruine tin t in het
midden, 5 ä 8 cM. breed.
De steel is geelachtig, glad of fijn geschubd, gevuld, dunner
aan den voet, 4 à 6 cM. lang en 1 à 2 cM. dik.
Plaatjes dicht op elkaar, helgeel, bijna vrij, 4 à 5 mM.
breed.
De sporen zijn giad, Avit, soms met geelen tint.
Het vleesch is geel Avit, de geur doet denken aan olij folie,
de smaak is zacht en aangenaam, A'olgens Q u é le t is zij
eetbaar.
Zij komt van September to t NoA'ember in naaldbosschen
overal, maar niet veeh'uldig A'oor.
2. Tr. portentosum (Fr.) afgeleid A'an portentosum of bui-
tengeAA'oon.
De hoed die een breedte kan hebben van 8 à 12 cM. is
kleA'erig, eerst bol, later uitgespreid, donker bruin, bijna
zAA'artachtig met violetten Aveerschijn, gestreept door bruine
A’ezels.
De Steel is AA'it, geA'uld, roomkleurig of lichtgeel, 6 à 8
cM. lang, 1 à 2 cM. dik.
De zeer breede plaatjes staan eerst dicht op elkaar,
later meer A’aneen, licht roomkleurig met een geelen Aveerschijn.
Het A'leesch is Avit of heel licht geel ; het riekt naar
A'ersch meel.
Deze zwam komt van Sept. to t Nov. in dennenbosschen
niet veel en niet OA’eral A'oor ; is A’olgens Quélet eetbaar.
3. Tr. resplendens (Fr.) afgeleid A’an resplendere of schit-
teren, n. a. A'an den zijd'eachtigen gioed der zwam.
De hoed dezer zwam is kleverig, 3 cM. breed, Avit, droog
zijnde glanzig, soms geelachtig in het midden.
De steel is gelijk, soms knollig, aan den top zacht A'lokkig.
Plaatjes AA'it en dicht op elkaar.
De reuk is aangenaam, doet denken aan anijs.
In October 1889 te Apeldoorn in een beukenbosch ge-
A'onden.
4. Tr. fulvellum (Fr.) afgeleid A'an fulvur of roodachtig,
Avijzende op de klenr A'an den hoed.