A fdeel ■ ^1^or^e » de Walvisfchen befchreef, maakte ik
LXXIx! tevens gewag van de Walvisch - Luizen. Het
H oofd- gene ik , dien aangaande, alsmaar terlo op s,
s’r0K' op die plaats, voorltelde, had ik ontleend uit
een nieuw Fransch Werk , dat eene Verzameling
van het gezegde der meefte hedendaagfche Au-
theuren bevat Q ) . Aldaar wordt duidelyk de
langte gefield op zeven Duimen o f daaromtrent,
en indien het Infekt de grootte van een
Spinrok heeft, gelyk Boccone zegt , zou de
hoogte van de Schulp niet veel minder zyn. "ik
heb my verbeeld, dat dezelven, naar de groot,
te der Walvisfchen , ongemeen verfchiïlende
w a ren ,'en dat de eigentlyke Walvischluizen
onder zodanige Doppen, het welk de Zeer E i.
kels o f Zee-Puisten z y n , huisvesten. Ik bezit ’er
zodanigenals by Gualthieri , Tab. 106. Lett.
Q afgebeeld z y n , van meer dan een Duim hoog
en anderhalf Duim breed ( * ) .
pl. c. By fommige Liefhebbers is , onderden Naam
van Walvisch-Luis, een Diertje bekend, waar van
w y de Afbeelding hier eenigermaate vergroot
geeven , om de zonderlinge Geflalte van dit
Schepzel, die door den Heer Doktor Baster
uitvoerig is befchreeven. Zyn Ed. heeft een
foort van Voelertjes o f Armpjes aan eenigen
van deeze mfekten waargenomen; doch als men
z y
(f) Sa longueur eft de fept Pouces ou environ; mafs il pa*
wit beaucoup plus gtand, lorlqu'i 1 etend fes Bras hors de la
Coquille. DiHtonn. des Anim a ux . Paris 1759. pag 574.
( V Die Autheur voegt agterde befchryving, H uw BOCCO-
Cone Pediculum B a l& n z ntmcupat.
zyne Afbeelding*, daarvan (L e t t . D , ) met die
van het Infekt van de Buikzyde (Le tt. G ) ver- LXXlX.
«elykt, is het duister,waar deeze Armpjes kun-Hoofd-
nen gezeten hebben, die ik echter ook daar aan
waarneem. Z y zaten, volgens zyn Ed. fchry-
v e n , onder aan den Buik, digt by de Snuit;
waar ik denk dat zyn Ed. mede zeggen wil, onder
aan het Lighaam van dit Diertje. In het
gene, naar ’t welke onze Afbeelding (P l . C.
Fig. 5) gemaakt is, was ’er geen blyk van te
vinden; maar de twee uitpuilingen aan de Rug-
zyde, by het Snuitje , fcheenen zig zo wel als
Oogen voor te doen, dat ik ze ’er zeker lyk voor
g,ou gehouden hebben, indien het Infekt niets
midden op de R u g , aan de andere Verdeelingen
van het L y f , meer dergelyke uitpuilingen had.
De Heer BasTER verbeeldt zig die Walvisch-
L uis, welke van M a rtens in zyne Spitsberg-
fche Reize opgegeven wordt, een ander Diertje
te weezen ; alzo dezelve twee Sprieten,
twee Oogen en een Neusgat had. Het zelfde
moet ik zeggen van de Walvisch-Luizen, welke
by Seba afgebeeld z y n , alzo die twee Poo-
ten zeer dun, en een Kop hadden met uitflee-
kende Baardjes ( * ) . Deeze zyn o o k , wegens het
getal der Pooten, tot de Piiïebedden t ’huis ge-
bragt, en gelyken weinig, zo men in ’t vervolg
zien zal, naar dit Infekt, dat , evenwel,
van L i n n zeu s aldus befchreeven wordt:
, , Het
(*) Kabinet I.D. p. 141. Tab. XC. Fig. J. lett. E, F, G,H.
I, DEEL. XIII. STOK»