V.
A fdeel.
rxxxvi'
H oofdstu
k .
Soorten.
I.
Ovaiue.
niet platagdg, maar ten minste in het bovenfte
gedeelte o f de Rug Cylindrisch rond. De
Sprieten , bovendien , zyn niet Borstel- o f
Draadagtig dun, maar uit kleide ronde Leedjes
, als een Kcttingje van Kraaien , famenge-
ileld. Daar die der Duizendbeenen wel veertien
Leedjes hebben , beRaan deeze , in ver*
fcheidene, uit niet meer dan v y f zulke Kraaltjes,
zo Geoffroy aanmerkt, die’er meer dan
honderd Pooten te hebben aan toefchryfc , ’ t
welk echter niet in alle Millioenpooten plaats
heeft. Ook gaat die eigenfchap, van wederzyds
eens zo veel Pooten te hebben, als Ringen aan
het L y f , niet in alle Soorten door, gelyk wy
zien zullen.
’t Getal der Soorten, ’t welk te vooren z e ven
was, is thans tot agt vermeerderd , waar
onder een Zee - Luis betrokken wordt, benevens
drie andere Europifche.
( 1 ) Miilioenpoot, die wederzyds twintig Poo*
ten beeft.
’t Geflagt der Pisfebedden, tot welken deeze
t’huis gebragt was door den Heer G r o n o *
vius , is dezelve door onzen Ridder ontrukt en
hier geplaatst, om dat z y juist eens zo veel
Pooten wederzyds heeft als Ringen aan het
L y f ,
( O J u la s Pedibus utrinque vipjnti. Amoen. Ac cd iv. p.
253. N- 36 T. ut. f 4. Sifl. Nat. x. Gen- 243 XII. Gen-
374. Oniscus &c, Gp.on. Aocph. 995. T. XVII. f. 4 , 5.
L y f i dat ’e r , behalve Kop en Staartlid, maar V.
tien heeft. W y vinden dit Infekt aldus ^e*^xxvn*
fchreeven (*). H£rJy£
„ Het L y f is byna ovaal, blaauwagtig bruip
„ en. zeer glad , met twaalf Verdeclingen op
„ de Rug gedekt, waar van de eerste enlaat-
„ ite ieder gelyken naar het vierde deel vaneen
„ Kogel. De Kop is Romp en bruin , met
„ uitgeholde Stippen: de Sprieten zyn dikag.
„ tig , en beflaan ieder uit zes Klootronde
„ Leedjes, ’t Getal der Pooten, die z y beb-
„ ben, is twintig, die op zyde famengedrukt
„ zyn , en .in een kromme Nagel uitloopen ,
,, met een Doorntje , dat overend Raat, aan
,, de bovenkant” . Het onthoudt zig in de Eu-
ropifehe Oceaan.
(2) Miilioenpoot, die <wederzyds tagtig Poo- w-
ten heeft. Dikke.
In de Ghineefche Verzameling van L a g e r -
st r ö em beyondt zig een zodanige, die het L y f
een Vinger dik en bleek hadt, beRaande uit
agtenveertig Verdeelingen , die aan den rand
geelagtig waren : de Sprieten geknopt, met
zes Leedjes, en, zo wel als de Pooten, in getal
zesennegentig Paar uitmaakende , bleek o f
geelagtig. Van deeze was een Verfcheidenheid
in Karolina waargenomen, die , behalve den
Kop,
In Amoen. Acai. loco citato.
(s) Jalus Pedibus utrinque otfotfnta,, Amoen, Acai, IV*
f>. 253- N. 35.
I, Deel. XIII. Stv k .