V.
A fd eel
LXXII
H oofdstu
k .
Vcrfl'mdendc
aart.
zien. Sommigen derzelven, wederom, wel*
*ke geen kleine figuur maaken onder die van
deezen Rang, weeten, door een verwonderly-
ke Konst, het Weefgetouw der Menfchen te
befchaamen, en die Infekten ze lfs, waaraan de
ruime Lugt toteene wykplaats is gegeven,haar
Prooy te maaken: terwyl de Krabben en
Kreeften in het \Vater, de Scoipioenen en
Duizendbeenen op het Land , haar beftaan
vinden, even als de Maskers der Torren , de
Rupfen en Maden, in ’t algemeen.
De meeften der Ongevleugelde Infekten zyn
van den aart der Verftindende o f Roofdieren.
Zy haaien het Bloed uit den Mensch o f andere
Dieren: z y zuigen de Infekten u i t , die
haar Aas zyn , o f verflinden dezelven : ja ,
fommigendoen de Menfchen, door haar Ve-
nynige B e e t o f Steek, den dood aan- D ie , zelfs,
welke tot Voedzel o f Lekkerny ftrekken voor
het edel ft e Schepzel en voor andere Dieren ;
de Kreeften en Krabben, naamelyk; leeven ,
naar haare grootte , van Infekten, Wormen
o f Schulpvisfchen. Men vindt, onder de Infekten
van deezen Rang, die alles byna vernielen
; gelyk de Myten hier te Lande, en de
Houtluizen o f zogenaamde witte Mieren in de
Indien. Het verwonderlykfte in deezen i s , dat
fommigen tot dien trap van. barbaar Schheid o*
vergaan, van die van haar eigen Geflagt en
Soort, levendig, op te vreeten.
In de gedagte Eigenfchappen komen, evenwel
Zy veran-
d:reiuüet.
w e l, de Ongevleugelde Infekten met fommi-
gen van de Gevleugelde overeen; maar z y ver- LXXII.
fchillen van dezelven, in ’t algemeen, door de H oofd-
Verandering o f Geftalte-wisfeling. Alle andere
Infekten, byna, leeven eerft en groeijen aan ,
onder een geheel verfchillende gedaante, dan
die is van het volmaakte Infekt, waar z y uit
voortkomen; het welk men de Staat van Masker
noemt, om dat het weezentlyke Infekt,
daarin, als gemaskerd, is opgeflooten, o f dat
z y de Vorm bevatten, waarin hetzelve gefatsoeneerd
wordt. Dan gaan z y over tot den Staat
van Pop , wanneer de Lighaamsdeelen ,, ge-
meenlyk, reeds van buiten zigtbaar zyn. D e
derde Staat is , eindelyk, in de meeften, die
van volmaaktheid, en daarin neemen z y niets
in grootte toe. Men vindt eenige weinigen, gelyk
de Juffers en dergelyken , die een Twee-
ftaltige; anderen, gelyk de Vliegen, die een
Vierftaltige Verandering hebben *. De Onge-^t
vleugelde, misfehien de Vloo alleen uitgezon- STÜK.
derd, komen in de zelfde gedaante ter wereld,
waarin z y moeten voortteelen; z y verfchillen
van het volmaakte Infekt alleen in kleinte des
Lighaams, en groeijen dus onder die gedaante,
o f in die Geftalte, welke z y altoos behouden
moeten, zonder eenige Verandering te ondergaan
dan alleen die, welke de vaftheid der Lighaamsdeelen,
en miffehien ook de bekwaam-
heid ter Voortbrenging van huns gelyken, vordert.
* _ Q&i 1. DEEL» XIII. ST0K. A a