V. gen, meer o f min naar Kreeftfchaaren, Voe-
LXXIX ten Handen gelykende. Haar Agterlyf is
H oofd- rondagtig. Twee Oogen hebben z y , naby el-
st-uk. kander, boven op den Kop (taande , en twee
op zyde.
soorten. In dit Geflagc z y n , behalve dé gewoone
Langpootige Europifche Spin en die der In*
diën , thans nog eenige nieuwe betrokken ; zo
dat het getal der Soorten negen is.
t. ( 1 ) Kreeft-Spin, die het L y f Hein en Rol«
Thalan- rondagtig, aan de Schouderen geknobbeld^
gmm Gros- , n J , »
npes. met zeer hnse root en beeft.
Zee-Spin.
In de Zee van Noorweegen onthoudt zig dit
Infekt, dat zeer loom i s , de Schulpen der Mos*
felen doorboorénde en uitzuigende. Het heeft
aan den Kop twee Borftelagtige Sprieten'; aan
den Bek twee Voelers , die tweeledig en als
Kreeftfchaaren zyn. Bovendien zyn ’er, aan ’t
Borstftuk , nog twee Draadagtige byhangzels ,
evenwydig met het L y f , agter het Fondament
gaapende, en'in ’t midden gefchaard: des het
naa verwand fchynt te zyn met de Kreeften.
Het heeft een lang $ dun Staartje : maar de
langheid der Pooten, als in de volgende Soort,
doen dit l Schepzel inzonderheid uitmunten ;
terwyl men zig verwonderen moét, dat die gere
(1 j Thalanpüm'Córporê mïriutö Cylindrioo. Hutneris tu-
berculato ,Pcdlbus. longisfimis. t- Syft. Nat.X. Gen 236. XII.,
Gen, 207« Phalangimjimarimiin, iStrqem, Sonim, T , i.f . i§.
regeerd kunnen worden van een zo klein Lig-
haampje ( * >
(2 ) Kreeft-Spin, die het Agterlyf Eyrond,
van onderen voit-heefti
V.
A fdeel»
LX X IX *
H oofdstu
k .
il.
Opilio,
De Ouden, o f die van de voorgaande en schaapher-
het voorde deezer Eeuw, hebben reeds deeze e£ Spm’
Soort "van Spinnekoppen, wegens hunne lange
Pooten zeer opmerkelyk, gekend, die men in
Vrankryk le Faucbeur, dat is de Maaijer, en
in Engeland the Shepherd, o f ook de. Oogst-
Spin noemt, volgens Lister, om dat z y veel
voorkomen in de Hoo ytyd, o f omtrent het
midden van,den Zomer, in open Velden, waarvan
z y den naam van Schaapherder-Spin kan
gekreegen hebben, hoewel men haar, wegens
de Gedalte, in ons Land, volgens den Heer
Gronovius ( f ) ook Langpoot o f Hooywagen
(*) Fig. 6. op Plaat in . in ’t Eerfte Deel van Dr. EAs.
TF.RS Uitfpanningen, zou dergelyk een Zee-Spin kunnen zyn ,
indien dezelve zodanige Sprieten en byhangzels had. Fig. 7.
is , buiten: twyfel, een Myt.
(1) Phalangium Abdomme ovato, fubttrs albo. Faun. Suit.
1992. Scop. C«r«. 1122.Mouff. ƒ«/:234, f. 4. ALdr, Inf 6 a .
f. 4. Goed. Inf. II. T .49. LIST. Angl. T. I. f. 35. Hoefn. Inf.
II. T. 9. Raj. Inf. 39. N. 35. Bradl. Nat. T. 24. f. 2, CLERCK
Aran. T. 5-f. 1 o. SuLTz. Inf. T .22. f. 140. Geoffr. Par. II.
629. T. 2o. f. 6.
( t ) Ten minfte fchynt zyn Ed. déze Spin bedoeld te heb.
hebben, wanneer hy (in AU. Helvet, vol. V.) de aanhaalins;
van Araneus hyaline -fulvus, Linn. Syft. Gen. 235. N. 14
maakt, alwaar doch L innaeus niet van deezen Spinnekop
maar van een zeer klein Mytje (Acarus telarius) hier voor
bladz. 127« belchreeven, door het welke de Herfst - draaden ge-
(ponnen worden, (preekt,
I, Deel. XIII, stuk*