A fd eel .
LXXX1V.
HoOfD*
JTUK.
ui.
Pftra.
Zee-
Wants.
Klaauwtje, hebbende een regtop(taande Doom
van agteren.
(3 ) Pisfebed , die het Agterlyf van onderen
bloot , de Staart half ovaal en ftfyerp heeftK
51 Getal der Pooten, alleen, wyst genoegzaam
aan, dat de gedagte Chineefche niet een zelfde
Soort kan zyn , als die Noorfche, waar van de
Heer Pontoppidans de afbeelding en befchry-
ving geeft , onder den naam van Water-Wants
o f Water - L u is , welke de gemeene Man in
Noorwegen Fiske- Bioern heet. D i t , zegt
,, h y , is een fchadelyk Zee - Infekt , met eene
„ witagtige én glanzige Hoornfchaal, in twaalf
,, Ringen verdeeld, en hebbende aan de onderfte
, , o f platte zyde twaalf Pooten. De groot»
,, (ten van deeze Soort, die ik gezien en afte*
„ kenen laaten heb, zyn zo lang als het Lid
, , van een Vinger, maar de kleinften geen vier-
,, de deel zo groot en ook in Kleur zeer wei-
,, nig gelykende naar de eerstgemelden. Dit
,, Ongediert plaagt verfcheide Visfchen, doch
,, allermeest de Kabbeljaauwen, die men Dorsch
,, noemt. Als deeze Visch aan den Angel hangt,
,, en zig niet met zwemmen o f affpoelen kan
„ redden, zo zuigt deeze Water-Wants hem
„ het Sap en Vet zodanig uit het L y f , dat hy
. « ver-
(3) Oni/cus, Abdomine fubtus nudo , Catidl lemi - ov-alj
ECliti. Faun. Suec. 2054.
„ vervolgens in ’t geheel niet deugt, om tot
Spyze te gebruiken. Deeze Water-Wantslxxxiv.
Z en andere Infekteo jaagenveele Visfchen uit Hoofd-
' de Zee voort, d a t z y , volgens de wyze in-^;. *
„ zigten van den Schepper, het Strand moe- Wants,
9 ten zoeken. Inzonderheid gefchiedt dit met
” den Zalm, een Visch die moeielyk te van-
gen zoude zyn3 indien niet een menigte vsn
Z) groene o f blaauwagtige platte Luizen, veel
„ gelykende naar Weegluizen o f Wantfen,
„ zig in zyne Vinnen zette en hem plaagde.
„ Hier door wordt hy gedwongen, om de Stroo.
3, men en inzonderheid de Watervallen op te
„ zoeken, om zig af te fpoelen, en dus raakt
„ hy in handen derMenfchen, totgroot voor-
, , deel van dezelven” .
Gelyk de twee voorgaande Soorten in de
Oceaan in *t algemeen huisvesten, zo is deeze^
in ’t byzonder, in de Zee van Noorwegen door
Solander waargenomen en dus befchreeven.
In grootte was dezelve van de anderen weinig
verfchillende. Het Borstftuk beftondt uit zeven
egaale afdeelingen; de Staart uit v y f die
fmaller waren, behalve het laatfte, dat van figuur
half ovaal was, maar fpits. De Sprieten
maakten een vierde uit van de geheele langte
des Infekts .* Pooten hadt het veertien , waar
van de zes voorlykften , voor waards gekeerd
en ieder met een kromme Klaauw voorzien waren
, met een Boogswys’ Leedje gehecht zynde
aan het Lighaam. De Buik was bloot: de Staart
I Deel. xiii. Stu k. H h 4 ge*