V.
A f d e e l ,
x x x v u i .
H oofd*
stu k .
zien beeft, zal niet kunnen nalaaten zig g ro o
telyks te verwonderen, over de hier opgegeven
Kenmerken van deeze Soort, die in alle
opzigten, byna, van de weezentlykheid der
zaak verfchillen. De Kaasmyt, die men ook
fomtydsin het Meel en andere eetbaare Waa*
ren v in d t, heeft het L y f van agteren dik en
rond, naar vooren dunner en aan den Kop
fpits toeloopende, zonder eenige Kwabbigheid
op de zyden. Z y heeft agt Pooten, die ruig
en byna gelyk van langte zyn. De Kleur van
het Diertje is egaal en byna doorfchynend geel-
agtig. Het eenigfte, dat met de opgegevene
Kenmerken overeenkomt, is , dat zy het L y f
overal bezet heeft met lange Haairborftels.
Zodanige Infekten, voor ’t bloote Oog
naauwlyks zigtbaar, zyn h e t, die men in on *
ze Taal Myten o f de M y t , in ’t Fransch Mi-
tes, Sfrons o f Cirons in Italië Cfro o f Syro, it ï’t
Engelsch Meat o f Mite , in ’t Hoogduitsch
Miibe noemt ; in Sweeden Mahl. Dewyl de
voorfte Pooten zeer klein en digt by den Kop
z y n ,z o hebben fommigen, naar’t fchynt, maar
zes Pooten aan dezelven waargenomen; gelyk
dit blykt in de afbeelding van L epermuller ,
die veele Myten van het Meel van Spelt, by
elkander , vergroot voorftek: want het zou
zonderling zyn , dat ’er een zo weezentlyk
verfchil plaats had, in D iertjes, anderzins van
denzelfden aart en eenerley Lighaamsgeftalte.
Die Autheur, wel is waar, erkent, dat de
My-
Myten van de Kaas verfchillen van die men
aan Varkens-Blaazen, in Ryst en aan de A- Lxxvm,
mandelen vindt; doch het verfchil is niet groot Hootd-
genoeg ombyzondere Soorten, gelyk hy ze gt,
daar van te maaken. Het eenigfte verfchil dat
de Engelfche Heer Power , die ook agt Pooten
aan de Myt g e e ft , met die van Moutftof en
en Haveren-Meel vondt, was dat deeze laatften
met meer en langer witte Eorftels, voornaa-
melyk aan 1 agter-end, bezet waren, en wat
vlugger dan die van de Kaas. Op de Vygen
hadt hy ’er, wel is waar, gevonden, die naar
Torretjes geleeken, alzo z y maar zes Pooten
en twee Voelers aan den K o p , met twee lange
Sprieten daar böven hadden; doch het is zeet
bedenkelyk, o f die Voelers ook de twee voorfte
Pooten en de Sprieten Haairborftels kunnen
geweest z y n , welken Leeuwenhoek , op fom*
mige Myten der Vygen, veel langer, dan op
eenige andere M y t , heeft waargenomen. Z y
waren traager en logger, zegt Power, dan de
Myten van het Meel en hadden geen Borftéls;
hoewel hy ook fommigen op de Vygen gezien
hadt, vol van witte Borftéls en van gedaante
als die in Haveren-Meel. Deeze noemt hy de
gewoone M y t , welke hy ook gevonden hadt
in Hooy, in het Stof dat van gedroogde W o r telen
valt, enz. (*)•
Groo-
($ ) Microfcopical ObfervüticnS. Lotid. 1664* P*
H Deel. XIII. Stuk, ï *