V.
A fdeel.
xxxviii,
H oofdstuk.
Deeze Soort van Tekken, die men in Swee«
den Flott noemt, is by de Ouden bekend ge -
weest onder den naam van Ricinus, wordende
by de Grieken Kroton geheten, volgens Aldro-
vandus. Z y wisten, naamelyk, dat dit Dier
de eigenfchap der Bloedzuigeren hadt; doch
z y dwaalden daarin, dat z y meenden, dat het
geen opening had tot ontlasting van het inge-
zoogen Bloed, en dus, zig vol gezoopen hebbende
, zonder Voortteeling moest fterven»
De afbeelding, immers, en befchryving van
zulk een Infekt, door ons elders gegeven ( * ) ,
toont het tegendeel. Men vindtze op de Honden
meest, doch ook op het Rundvee en de
Schaapen, in ons Wereldsdeel. Men agt,dat
z y deeze leelyke Infekten uit de Bosfchen bekomen
, en dus zou het in aart, misfchien ,
niet veel van de gedagte Amerikaanfche ver-
fchillen.
Op een van myne doode Westindifche gevlakte
Adderflangen , heb ik een dergelyk Infekt
vinden zitten, ’t welk volkomen naar een
Blaasje geleek, ter grootte van een kleine Erwt,
en zig n iet, dan toen ik het ’er uitgefneeden had,
in zyn waare Geftalte vertoonde. De Kleur
was bruin, en dus zou het met de gedagte A-
merikaanfche Boschluizen meer overeenkomst
fchynen te hebben dan met onze Tekken, die
geel-
(* ) Zie het IX. DEEL der Uittftogte Verhandtlingen,
bladz. 348. Pla a t LX. Fig. 5-7.
agtig wit zyn ; indien dezelven niet, door het
inzuigen van Bloed opzwellende, ook derge-l x x v i i i ,
lyke Kleur verkreegen. Doktor Scopoli geeft
ook een Roestagtig bruine Kleur aan de Eu-
ropifche 1 'ekken, en zegt dat de Leedjes van
derzelver Pooten ruig zyn. Indien Linnam'S
door geknodfte Sprieten die Deelen meent ,
welke in gedagte afbeelding met de Letteren
a u zyn aangeweezen ; zo is deeze benaaming
wat oneigen.
Op een Zee-Schildpad heeft de voorgemelde
Italiaanfche Heer een T ek gevonden, die inde
agterfte deelen van dat Dier , op dergelyke
w y z e , vast za t, als, de gewoone Tekken aan
o f omtrent de Ooren der Honden. Dezelve
hadt het L y f Eyrond en bruin, met een O-
ranjekleurigen rand; van agteren geftreept; met
agt Streepjes , onder met een Stip getekend. De
grootte was omtrent als die van éen gewoone
Weegluis (*>
(8 ) M y t, die de Paoten van het tweede Paar
zeer dik heeft.
vnr.
Crasjipctt
Dikpoot»
In fommige Tuinen van Sweeden is dit
Infekt gemeen, onthoudende zig op de Aarde,
loopende heen we er, en men vindt ’er dikwijs
verfcheidene by een. De grootte is als een
kleine Vloo : de Kleur Kastanjebruin. Het
heeft
(*) Entomol. Carniolica• p. 387.
(8) Acarus Pedibus fecimdaiüs crasfisfimïs. Faun, Sun
1969.
1. Deel. XIII. Stuk.