V,
Afdeel.
LXXV.
Hoofdstuk.
Ligt is het te begrypen, hoe het mooglyk z y ,
dat ’er eenig geraas in Papier ontftaa, door die
uitzetting van het L y f ; doch daar aan kan daa
zekerlyk dat Tikken niet toegefchreeven worden
, het welk men in het Hout van Kisten,
Kasfen, Lesfenaars o f Kabinetten verneemt,
en wel. tien , twintig [Voeten, ja verder ,
hoorbaar is : het welk hy te vooren ook, met
regt, aan de Hout-Torretjes toegefchreeven
hadt (* ). Offchoon hy z ig , nu, even het
zelfde verbeeld heeft van deeze Papier-luis*
jes , welke hy deswegen ook Dood-wagters
noemt, heeft het doch weinig waarfchynlyk-
heid, dat z y , al kon het Bygeloof gebillykt
worden, dien naam verdienen. Hy hadt het
verfchil van Sexe waargenomen, daar in beft
aande, dat het Wyfjes grooter en helderer
was dan het Mannetje, met geel gewolkt. Z y
kloppen, zegt h y , om elkanderen tot Paaren
aan te lokken, welke Paaring hy niet alleen gezien
, maar z e lfs , door na-aaping van dat
kloppen, het Mannetje by een dood W y fje
gelokt hadt; beginnende hetzelve, zig be-
droogen vindende, wederom te kloppen. De
Eytjes hadt hy waargenomen veel kleinder te
zyn dan de Luizen - Neeten, en de Jongen meen-
de hy naar Myten te gelyken en verbeeldde
z ig , dat die op de doode en gedroogde M e k ten
aazen.
(*; Thil. Tranfad. N. S45 p. 37*.
LXXVI.
L X X V I . H O O F D S T U K .
STUK.
Befchryving '■ jan 't Geflagt der Luizen, zo die
de Menfchen, als die de Beeften van allerley
foort plaagen, zynde grootelyks in gedaante ver-
fcbillende.
Geen haatelyker Ongedierte, in Europa,
dan de Luizen , wier bekende naam, in
*t Nederduitsch, genoegzaam met den Engel-
fchen Lowfe o f Lice, en met den Hoogduit-
fchen Laufe overeenkomt, ’ t Hebreeuwsch
woord Koonïm, dat men gewoonlyk voor Luizen
neemt, als de derde Plaag der Egyptenaa-
ren geweest zynde, hebben de zeventig Over-
zetters , in 't Grieksch , Knipes vertaald,
welk veeleer Muggen o f kleine Wormpjes betekent
f. De algemeene naam der Luizen, in ’t ^ z[e ,t
Grieksch, was Pbtheim , waar van het beken- voorgaand«
de woord Pbthiriafis^ dat men voor eene Luis- gg"*’
ziekte neemt, zyne afkomst heeft, en de he-
dendaagfche Grieken fpreeken het Pfura u i t ,
dat met de Schurft, P/oora, meer overeenkomst
heeft, die op het H o o fd , zegt men ,
dikwils door dit Ongedierte veroorzaakt wordt.
Z y hadden ’er nog andere naamen voor, gelyk
w y in ’t Nederduitsch, tot verbloeming, ook
gebruiken. D iodorus S iculus, van de Kwaal
der Springhaancn-eetersfpreekende, noemt dezelve
nu eens Phtheiras3 dan Herpeeta. De Ita-
1. deel. xiii. stuk. liaan: