V. liaanfche naam is Pedochio, de Spaanfchen noe-
LXXVl menze .P¥°>- de Franfchen Pou. In ’t Latyn
Hoofd-' plagt menze weleer Pedes te noemen ( f ) , waar
stuk. van het woord Pediculus, buiten twy fe l, zyn
afkomst heeft.
Eigen- Om van de Eigenfchappen der Luizen in ’t
fchappen. a]gemeen te fpreeken, moet ik zeggen,dat het
een Ongedierte i s , ’t welk zig onthoudt ö f aast
op de Huid, in de Vagten en bekleedzelenvan
allé bekende Dieren. De Visfchen zelfs hebben
hunne zogenaamde Luizen, :en men vindt
’er op de Vogelen; ja op de Infekten ze lfs, ge-
lyk op de Torren, Wespen en Vliegen. Ten
opzigt van deeze laatften wordt de benaaming
van Luizen te algemeen gebruikt; dewyl het
meefte Ongediert derzelven agtPooten heeft,
en daarom tot de Myten o f Spinnetjes behoort
t’huis gebragt te worden: zo wel als fommi-
gen der Vogelen. En , ’t is aanmerkelyk, dat
op deeze, zo wel als op de Viervoetige Dieren,
elk Geflagt o f Soort, byna, een byzOnder flag
v a n Luizen heeft, die wel in gedaante ver-
fchillen, doch in de weezentlyke hoedanigheden
overeenkomftig fchynen te zyn met de
Luizen van den Mensch.
Geftaite. Ten opzigt van de Lighaams-geftalte zyn
de Luizen meer o f min langwerpig; fommigen
bree-
/+i perinde eft'S Genus Leoniniim, atque Mufcffi, CuliV
ces Pedesque, Pulicesqiie; odio malo 8c moleftias omnibus.
PX.AUT. in CttrcuUone.
breeder, anderen zeer frnal en dun, .gelyk die V.
der meeste Vogelen, en eenigen , van agte- l x x v L
ren, als met Borftelagtige Staartjes. MethetHooFD-
Mikroskoop gezien, bevindt mén dé meesten STÜK*
Haarig o f ruig aan ’t L y f. Sommigen zyn
van aanmerkelyke grootte en grooter dan dé
Menfchen-Luizen; anderen by uitftek en nagenoeg
onzigtbaar klein; gelyk die der Byën. Z y
hebben, in ’t algemeen, den Kop taamelyk
groot, mét uitfpringendé Oogen en duidelyk
van het Borstftuk onderfcheiden ; de Sprieten
Draadagtig dun voor ’tbloote Oog. DePooten
beftaan, als gewoonlyk, uit drie deel en ,
waarvan het uiterfte, o f de V o e t , drie Le*
den heeft.
De Geflagts - Kenmerken z y n , vooreerst , Kcnmei-
zes Pooten te hebben en twee Oogen: dehkeru -
Bek 1 met een Prikkel die z y uitfteeken. Dit
laatfte hebben de Myten niet, en de Angel der
Vlooijen verfchilt van die der Lüizen, aanmerkelyk.
Voorts hebben zy Sprieten zo lang als
’t Borstftuk, dat egter in allen niet ten naauw-
keurigfte moet begreepen worden. Het Agter-
ly f is platagtig rond en op zyde eenigermaate
in Kwabben verdeeld.
Men kan, eigentlyk, niet vast bepaalen, hoéSoottëfl(
veel Soorten ’er in dit Geflagt plaats hebben ;
dewyl ieder Gedierte, als gezégd is, zyn by-
zondere Luizen heeft. Linn^eus , evenwel, geeft
’ér thans veertig op, waarvan de Menfchen-Luis
de eerfte is , als volgt.
X, DEEL. XIII. STOK. D ( O
I•SfySi