V.
A fdeel,
L X X X .
H oofdstuk.
Öer Lyf.
Het Spln-
iuig.
De Spinnekop, hoe zeer ook de Nederduit-
fche naam, die in gemeen gebruik i s , het tegendeel
fchynt aan te duiden, kan geen Kop
gezegd worden te hebben: want zyn geheele
Lighaam beftaat flegts uit twee deelen , die
met een dun Halsje aan elkander gehecht z yn ,
en het voorde derzelven kan men den naam.
van Borstftuk niet weigeren ; want de Pooten
zyn ’e r , gelyk gewoonlyk , ingeplant. Die
Deel is van omtrek rondagtig, doch platter
dan het A g te r ly f, ’t welk in de meeften , en
inzonderheid in de Wyfje s Spinnen, Eyrond en
zeer dik uitgezet is , doch in ’t allerminfte niet
met Ringen overdwars o f in Geledingen verdeeld;
zo dat men de Spinnekoppen dan niet
met regt den naam kan geeven van Gekorvenen
(4A Van agteren heeft het L y f in de
Webfpinners verfcheide Tepeltjes, die tot een
Spintuig (trekken.
Dit brengt ons tot befchouwinge van dat
We rk tu ig , het welk tot een verwonderlyke
efgenfehap dient; het Spinnen naamelyk, daar
ik reeds van gefprooken heb. Aan *t end van
’ t Agterlyf heeft de Wyfjes Spin, behalve en by
de
van de Paaring een geheel ander denkbeeld zou geevén De
Ontlceding moest dit ophelderen. SwammERdam, ondertui.
fchen , heeft byna hetzelfde waargenomen. Bibl. p. 51.
(J.) Indien de vier Oostindifche Spinnekoppen , die in *t
Vierde Deel van Sf,r a , op Plaat XCIX. Fig. 9 , 10, 11,
12 voorkomen, wel zyn getekend, zomoet deeze Regel, Zo
wel ten opzigt van het L yf, als via dc famenvoeglng, eeiü-
ge uitzondering onderhevig zyn.
de opening van ’t Fondament, verfcheide T e - V.
peltjes y fomtyds zes in getal y die uit kleinere
fchynen famengefteld te zyn. Deeze Tepel- hoofdtjes
fchynen te (trekken tot doorlaating o f door-stuk.
zypeling van een taay o f lymerig V o g t, waar
van Dokter Swammerdam het Beursje hadt
waargenomen, ' Meermaalen heb ik duidelyk
gezien, dat de Spinnekoppen, met hunne ag-
terfte Pooten, als uit hun L y f een Draad trekken
, die z y dan o f laaten waaijen o f ergens
aan vast maak en ; doch nooit zag ik ’t geen
L ister aanmerkt, dat z y dien Draad als een
P y l uitfehooten. Dat lymerig Vogt laat z ig ,
buiten tw y fe l, even als wy dit in gefmolten
Gom zien, tot Draaden uitrekken, die ’er de
Spinnekop , fomtyds meer , fomtyds . minder
in getal, te gelyk uitgeeft: waarfchynlyk
naar de veelheid van Scoffe, die by heeft, o f
ook naar dat de Draad fterker vereifcht wordt
te zyn. 't Is niet te denken, dan z y door ’t
Fondament die Stoffe uitgeeven, gelyk fommi-
gen verzekerd hebben (*) ; want dit zou de
Webbe bezoedelen, en hoe konden' z y dan de
Draaden zo fyn maaken; ook daar aan naar believen
hangen blyven-, enz. ’t Is zeker dat die
Draaden niet alleen doorgaans dubbeld, maar
ook
(*) Toutes les Araignees filent pat 1 Anus. elles
jfttënt plufieurs fils tout a la fois. — — Mc. Bon en a dis-
tingué jusqu’au quinze ou vingt , au fortit de leut Anus,
fii&hnn, des Animaux. Paris. 1759' Tom. ï . p. *56.