12 D e E ig ens cha p p en der
A fdeel toe§an§ 8eeven tot twee Lyfmoeders, van
LXXII. elkander afgezonderd: zo dat in deeze een
H oofd- dubbelde Bevrugting , Voortteeling en Baa-
stuk. rjQg ^ fchyut plaats te hebben,
woon- De plaats, daar deeze Infekten leeven, en
paats* het Voedzel, dat zy gebruiken, is grootelyks
verfchillende in de byzondere Geflagten en
Soorten. Sommigen leeven op en in de Aarde;
anderen in gaten van Muuren, fcheuren van
Boomen, reeten van Houten Wanden o f
Schuttingen; anderen op de Bladen der Plant-
gewasfen; eenigen op het Lighaam der Men-
fehen en van allerley Dieren. Dus worden
de leevende Torren ze lfs, en Vliegen, met
Myten bezet gevonden, die groote vernielers
zyn van de fchoonheid der opgezette Kapellen.
D e Levensmanier der Spinnekoppen , waarvan
veelen als in de Lugt huisveften, levert andere
byzonderheden uit. De Kreeften zyn als
t Amphi. tweeflagtige f o f Land- en Water-Dieren: zy
woonen in Gaten aan de kant van Rivieren, en
gebruiken derzelver bodem tot haare Weide ,
alwaar z y haar Aas zoeken, even gelyk de
Krabben op de Stranden en Zandbanken, en in
de Modder, aan de Oevers der Zee. Van haar
verflindende Aart is reeds gewag gemaakt, en
ik z a l , in ’t vervolg, daar van om Handiger
fpreeken.
W y zullen, alleenlyk, hier nog agt geevep
beideed« op de overeenkomftigheid , welke ’er plaats
?e1, heeft in de meelten der Geflagten van deezen
Rang
ONGE VLteÜGELDE INSEKTEN. 13
Rang. Het L y f derzelven is bekleed met een V.
foort van Dop, o f Schulpswys’ harde Korst, “ Rf
welke aan veelen den naam van Gekorftte o f Hoofd-
Korstdieren * eigen heeft gemaakt, die fom- stuk.
mi een aanleiding gaf, om daar van een byzon- * Cras-
dere Klasfe te formeeren. Deeze Korst is aan-
merkelykst in de Krabben en Kreeften, aan
wien dezelve tot een foort van Gebeente o f
Beenig Harnas verftrekt , om haar weeke L ig haam
te befchutten: maar veele Spinnekoppen
hebben, mooglyk, naar de grootte van haar
Lighaam, een-niet minder hard bekleedzel, dat
in fommigen bezwaarlykmet een Speld te door-
booren is , en z y zyn , daar binnen, niet minder
week van zelfflandigheid, dan de Krabben.
Onder de Watervloóijen vindt men ’er,
die oók Vfy hard van Schulp zyn , en hoe
het, ten dien opzigte, met de Vlooijen be-
flaat, is wereldkundig. Men zoude, immers,
de Luizen en M yten, omdat die wat minder
hard van Korst zyn , niet in écn byzondere
Rangftellen, en de Pisfebedden hebben, ten
opzigte van haar bekleedzel, een oogfchynly-
ke overeenkomst met de groote Gekorite Dieren
j niet minder dan de Scorpiöenen en Dui-
zendbeenen; alzo het Samenftel van derzelver
Lighaam veel naar dat van een Kreeft- o f van
een Krabbe-Staart, gelykt. Dus hebben de
meefte Infekten Van deezen Rang , boven en
behalve het gemis der Vleugelen, nog meer over-
.eenkomstdan men,indeeerfte opflag, wel dep-
I. Deel. XIII. Stuk. ken