A fdeel.
l x x v ü i .
H o o fd stuk.
JB ofcbluis.
xi<5 B e s c H r ï v i S g V a n
fchen van N oord-Amerika reizen , wordende
aldaar van de S weeden, in Penfylvanieen Nieuw
J e r fe y , Skogs-Lus, dat is Boschluis, van deEn-
gelfehen Tiks o f Seed-Tiks, dat is Tekken , en
van de Hollanders , by Albany, Houtluis o f
Woudluis .getyteld. , , Men vindtze , zegt
,, die Heer, zeer menigvuldig in de Bosfchen,
,, zo van Nieuw Jerfey als Penfylvanie, doch,
3, hoe verder men Noordwaards komt, hoe
3, minder, evenwel werden wy ’er indeWoe-
, , ftenyën, tusfchen de Engelfche Volkplantin-
„ gen en Kanada, grootelyks mede geplaagd.
, , Men wierdtze zelfs gewaar , terwyl men
„ door de Bosfchen ging; maar inzonderheid,
„ zo dra men zig op het Aardryk , op den
„ wortel van een Boom, o f op een omgeval-
„ len Boom, nederzette ; zo dat een ruste ,
„ die ongeftoord eenigen tyd duurde, iets zeld-
„ zaams was. Een ontelbaare menigte van
„ deeze Houtluizen, Muggen en ander Onge-
, , diert, was gereed om ons te plaagen, als wy,
„ om zo te fpreeken, maar een Schreede voort-
, gingen in die uitgeftrekte Wildernisfen;
„ doch voornaamelyk des nagts.
„ De grootte van dit Ongediert is verfchil-
, , lende. Veelen zyn zo klein , dat menze
, naauwlyks zien, ’k laat ftaan vangen kan :
„ anderen worden, wanneer z y zig vol Bloed
' gezoogen hebben, zo dik als het end van een
Vinger ; doch de gewoone langte is een
j, twaalfde Duims, en de breedte, in het mid-
„ den
„ den, iets minder. Het L y f is een weinig^ '
„ langwerpig rond; dun en platagtig; van bo^-Lxxvm.
,, ven glad en effenL aan deb rand, in fommi- Hoofd'
„ gen, als gegolfd.' Zyhebhen een glinfterend isofMdu
„ donkerroodeKleur, en een klein wit Vlakje
„ op ’t midden van de Rug, dat egter niet al-
, , gemeen is. De Kop is zeer klein , met
,, Draadswyze Sprieten en Snuitje, die zig als
, , fatnengevoegd vertoonen , maakende met’
„ het onderfte des Lighaams een zeer ftompea
„ hoek. De Sprieten zyn dikker aan ’t end,
,, en even lang als het Snuitje, dat naauwlyks
, , een vierde der langte van het L y f heeft.
, , ’ Het Borstftuk ontbreekt t’éenemaal (*). De
„ Sprieten doen byna gelyken dienst aan het
j, Infekt als de Snuit: want, wanneer het
,, met de Snuit in de Huid van een Dier
,, boort, zo volgen de Sprieten digt daar aan.
, , Het heeft agt Póoten, die bleekrood, on-
, , gehaaird , glad, glinfterende, met zeer kleine
„ witte Klaauwtjes aan het end gewapend
„ zyn p i
„ De mee Pen van deeze Infekten onthouden
„ zig in het Gras en aan de Gewasfen in de
,, Bosfchen /inzonderheid onder het afgevallen-
,, L o o f van het voorgaande Jaar, dat ’e r, zo.
„ wel
(* ) Hoe kan L innaïus dan onder de Kenmerken ftellen y,
Scutelh aikido ? Want Scutelhim kan hier immers niets dan het
Eorstfchild betekenen , en Kalm zegt duidelyk: tusfchen Kop
en Lyf vertoont zig geen Borst.
f t ) Zyn dit ook de. Ginicula Pedant , die, het Infekt Wit».
?gtig heeft?
I. deel. XIII. Stuk. H 3