Afde*e verfchillende Soorten zyn van dit Onxxxvii.
gedicrt; de eene bruin als een V lo o , de ande-
re die beiden in de Huid kruipen
o f booren en aldaar een Nest maaken als een
platte Paarl, dat in eenige Dagen de grootte
van een Erwt krygt, veroirzaakende een geweldige
Jeukt en Pyn; doch de laatften fchee-
nen eenigermaate Vergiftig te zyn. De eer-
ften, die men ook Cbiques, en in de Kolonie van
Rio de Berbice Mobitjes noemt, kunnen met
regt den naam voeren van Zandvlooien, alzo
z y , naar ’t my toefchynt, by de Beenen op-
fpringen uit het Zand; daar die andere, geel-
agtige, niet fpringen, en deeze zyn het,, die
de kwaadaar ige Zweeren, welke den Mensch
kunnen doen fterven, veroirzaaken. ■
. Die fchadelyke eigenfchap, van deeze Infek-
* eibr. 9* ten , isreeds lang bekend geweest (*_) ,, W est-
,, indie leverc ons, uit het Geflagt der Vlooi-
„ jen, zegt Cardands * , de Nigua uit, ze-
„ kere wreede Pest. Dit Diertje is veelkleiner
dan een Vloo, en, aan ’t L y f zig hechten*
, , de, vreet hetdermaate in, dat fommigende
„ Voeten o f ook de Handen kwyt raaken. Het
„ Middel, dat men ’er tegen uitgevonden
, , heeft, is de plaats met Olie te fmeeren en
„ met een Scheermes tefchraapen. Hier voegt
t Exerc. „ Scaliger f , in zyne aanmerkingen, het
iubni.car-35 volgende by. Het is een klein V lo o y tje ,
dani,23. „ met
(*) Mouïfitcs de P u lk e jle , Inf, Tlicatr, p. 277,
d e V l o o i j i h .' 109
", met een zeer fcherpe Spuit, dat de Beenen,
,, meest, (zelden andere Lighaamsdeelen, )
aandoet, niet alleen van de genen die loo-
, pen, maar ook die op den Grond leggen.
„ Hierom gaan de Indiaanen, doorgaans, hoog
, flaapen. ’t Gezwel groeit den vierden Dag
aan, en wordt vervolgens grooter dan een
„ E rw t, zittende vol witte Neetjes, die zig
„ door ’t krabben met de Nagelen onder de
„ Huid verfpreiden: maar indien het Nest ge-
, , heel wordt uitgehaald en in de Wonde war-
„ me Asch geftrooid, komt het tot Genee-
, , zing’V t Berigt van Benzo, in zyne Scheepstochten,
is weinig daar van verfchillende, die
zegt. , , De Indiaanen hebben veel te lyden
, van kwaadaardge Infekten , onder welken
, , de Nigua is, die de grootte omtrent van
„ een Vloo heeft, dringende, zonder dat men
, , ’ t voelt, tusfchen Vel en Vleesch, en in-
„ zonderheid onder de Nagels der Toonen ,
„ in: want z y teelen voort in ’t Stof. Het
, , gebeurt dikwils, dat z y , zonder eenig ge-
„ voel, de grootte krygen van Cicers o f Lin-
, zen, en dan zit dat Nest vol van een me-
,, nigte Neeten, wordende niet,dan met veel
moeite en pyn, door middel van een Naald
„ o f Doorn uitgehaald, en de Wond met war-
„ me Asch genezen. De Neger-Slaaven der
„ Spanjaarden, die zonder Schoenen loopen ,
„ hebben hier meest van te lyden, en kry-
„ genze fomtyds zo menigvuldig in de Bee-
I, Deel« XUI. Stuk. m' nen,
V.
ALXfdXeVetll, ;
Hoofdstuk.