V. de laatften ontdekt, die wel de zonderlingfte
LXXX. ma§ geheten worden, dewyl z y , tegen de na-
H oofd- tuur van alle anderen, in en onder Water leeft
stuk. en huishoudt, even .als een Duikelaar : over-
/pin. winterende in holle Hoorntjes, welken zy met
een Konftig geweven Net gaat toefluiten. Het
is , onder de Europifchen, eene van de groot-
ften, en hebbende ook de allergrootse Klaau-
wen aan den Bek, onder dezelven , met welken
z y zeer gereed is te byten : waar uit, zo
wel als uit de Kleur en andere omitandighe-
den, L inNjEüs befluit, dat deeze, z o ’er eene
V en yn igis , hetzekerlyk moet zyn , hebbende
het L y f geheel blaauwagtig o f bleekbruin ; de
Booten zeer lang en ruig.
Over deeze Spinnekoppen i s , onlangs, een
geheel Vertoog in Vrankryk uitgegeven ( * ) ,
dat veele aanmerkelyke byzonderheden, dezelven
betreffende , vervat. Ik zal het voor-
naamfte daar uit mededeelen. De geftalte ver-
fchilt niet veel van die der gewoone Veld- o f
Zwervende Spinnen , en de Kleur is , als menze
uit het W ater gehaald heeft, graauwagtig;
maar in het Water vertoonen z y zig blaauwagtig
, met het Borstftuk bruin o f ros. Men
vindt ze ’er o f omwonden met een Lugtbelletje,
o f als met een foort van Vernis bedekt, gely-
kende naar die Foelie, waar mede men de Spie.
gels
(*) Memoires pour comwencer tHiftoire des Aretigne'es aqua* <
tiques, par un Prêtre dc 1'Oratoire.
gels van agteren bekleedt, o f in ’t geheel bloot
en met het Lighaam als doorfchynende. Ge- LXXX.
meenlyk zyn zy zeer v lu g , en niet dan met be- Hoofd-
hendigheid te vangen, doch fomtyds als dood pfrater.
o f in een diepe Slaap, waar uit men zenaauw.#***
lyks kan opwekken. Gedagte Waarneemer
heeft ’er, behalven de groote, oók zeer kleine
gevonden, die naauwlyks dan door haar Lugt-
belletje zigtbaar waren, en welken hy niet voor
Jongen, maar vóór een byzondere Soort meende
te moeten houden.
Aan het agter - end hebben deeze Waterfpin- zyspin-
nen, zo wel als de anderen, Tepeltjes, t r o p s -^ 1“/
wyze geplaatst, die zy fomtyds uitrekken , en
dan vertoont het zig , als o f z y aan dat end een
groote opening hadden, met fly ve Haairtjes
omboord. Deeze Tepeltjes dienen haar tot
het Spinnen van Draaden, welken z y , ver-
wardelyk , in het Water maaken; o f ook om
de Lugt in te haaien en uit te laaten; waar toe
zy met haar agterfte aan de Oppervlakte gaan
hangen, gelyk fommige andere Water-Infek.
ten Van die Draaden zyn fommigen dik, en
anderen zeer fyn. Behalve de Stoffe, daar toe
dienftig, geeven deze Spinnekoppen nog een
andere uit , die Glasagtig fehynt te z y n , en
waar van z y een Soort van Waterduikers Klok
formeeren, die alleen van de gewoonen ver-
fchilt, dat zy van onderen niet open is. Het is
een Lugtbel, die fomtyds wel de grootte van
een Ockernoot heeft, ontwonden met die Glas