V.
A fdeel.
xxxviu,
H oofdstuk.
xxv' xt.
Cokoptra-
torum •
Torren-
X ais ie.
P u C. 3*
(■ 27) M y t , die ros is, van agteren witagtig.
Onder deezen tytel begrypen wy die Luisjes,
welke op veelerley Torren en andere Infekten
voorkomen, en zeer veel naar de Kaasmyten
gelyken, doch grooter en voor het bloote Oog
als Diertjes kenbaar zyn. Op leevende Rhi-
nolter-Torren , en derzelver Kwatwormen ,
heb ik ’er zodanigen gevonden, naar één van
welken de vergroote afbeelding, Pl . C . Fig.
3 . , gemaakt is , welke grootelyk verfchilt van
de afbeelding van Frisch, die ’er Voorpooten
als Sprieten, en langer dan de Agterpooten ,
byna gelyk in de kleine Boktorretjes de Hoornen
zyn , aan ge e ft, noemende haar de kopende
Luis op de Aard- en Mest Torren.
Van deeze, zegt h y , zitten de Jongen op
oude kragtelooze Torren, aan alle voegen des
Lighaams, gelyk Schubben by elkander, ftilj
maar de Ouden loopen geduurig heen en weer.
Z y hebben aan ieder Poot een enkeld fpits Nageltje
o f Klaauwt je , en tusfchen de Voorpooten
een Snuit met een dubbelden zwarten Stek
e l, om te zuigen. In de Jongen is de Rug
geheel wit en helder, doch in de Ouden wordt
z y bruin en krygt een witte doorfnyding.
Wanneer z y op een plaats komen, daar de
Tor-
(27) Acarus rufus, Ano albicanre, Faun. Suec. 1973»
SCOP. Carn. 1064. GEOFF. Par. II. p. 623. N. 4. BLANK. Inf.
T, 14. f. H. Frisch. lrf. iv. T. 10. R eaum. Inf. VI. T. 4. f. 1$,
14. ROSS, Inf. Iy. p. iO.T. I. f, ïo.15.
Torren haar met de Pooten bereiken kunnen,
worden zy daar afgeftreeken, en , als de T o r Lxxvm;
dood is , loopen ’er de oudften a f, doch vee-HooFD-
len blyven ’er op, en zoeken nog eenigen tyd
haar Voedzel daar uit te zuigen. Defgelyk
een Tor in een ledig Snuiftabaks Doosje doende,
kroopen z y hem alle van den Buik op de
Rug en fti erven. Hieruitbefloot Frisch, dat
de Snuiftabak een middel zou zyn , om deKa-
narie-Vogeltjes te zuiveren van dergelyke Luis,
jes o f Myten; deshy die onder de Vederen op
de Huid ftrooide, en met eenig Vogt nat maakte
, omze beter te doen aanhangen.
„ Dewyl deeze Luisjes op een Vogeltje ry-
, kelyker Voedzel vinden, zyn z y van wegen
]] het Bloed roodagtiger, en hebbe een witten
3, wrong, van agteren, om het Rugge-Schild
„ leggen. Wanneer ik ’er een kwetfte , liep
„ ’er een zwart Vogt u it, en deeze wrong
„ flenkte wel ten halve, hoewel de Luis haar
„ L y f wederom van binnen opblaazen kon;
zo dat zig het ingezakte dikwils weder naar
, , boven verhief, doch wegens de gemaakte
,, opening niet Haan kon blyven” .
Van dergelyke figuur waren die Luisjes,
welken de Heer R e a u m u r , in menigte, op de
Hommels waarnam, en die hy ook door derzelver
Ne st, op de Honigraaten, zag zwerven,
befluitende daaruit, dat het dit Ongediertmeer
te doen was om de zoetigheid, welke gemeen-
lyk aan ’ t ruig Haair van deeze Byën k le e ft,
i. deel. xiii. jtuk* K 4 daar