V.
A f d e e l .
LXXVI.
H oofd-
. STUK.
Spieren.
van een Pennemesje de Huid doorfnydt, zal
daar Vogt uitzypelen, ’t welk in een fyn Glazen
Buisje ontvangen, en met een goed Mikros-
koop onderzogt zyn d e , uit doorfchynende
Bolletjes bevonden wordt te beftaan, even als
de Koe-Melk. Swammerdam twyfelde o f
deeze Bolletjes , hoedaoigen men ook , van
bleekroode Kleur, in helder Vogt dryvende ,
in ’t Menfchen Bloed waarneemt , wel wee»
zentlyk in de Vaten van zodanige figuur zyn ,
en o f zy die niet veeleer daar buiten aannee-
men, wanneer zy van famendrukking zyn be,
vryd. Ten opzigt van dit V o g t, ’t welk hy
het Bloed der Luizen noemt, meende hy vooral
reden te hebben om te denken, dat zig lig-
telyk eenige deeltjes van het V e t , b f brokjes
van de Ingewanden, die altemaal (zegt hyj)
Globuleus zyn , o f uit famengehoopte Bolletjes
beftaan , daar onder vermengen hadden kunnen,
en dus aangezien worden voor deeltjes
van het Bloed.
Effen onder de Huid, komen de Spieragtige
Vezeltjes te voorfchyn, die de Ringen van den
Buik beweegen. Van deeze vindt men ’er die
breeder ; anderen die fmaller en eemgen die
tweebuikig zyn. Aan den rand van hetAgter-
ly f is dit Diertje wel het meest gefpierd ; al
waar tevens de Lugtpypjes o f Stippen geplaatst
zyn , die tot de Ademhaaling dienen ; welke,
zo het fchynt, door de beweegende kragt der
gedagte Spieren geholpen wordt. Z y vertoonep
D R L u I z E N. 5 5
nenzig als enkele Vezeltjes, die men, in Wyn- v .
geest afgefpoeld en dan op een Glaasje voor
’t Mikroskoop gedroogd zynde', ook uit Bol- Hoofd_
letjes bevindt te beftaan. STÜK*
Van het Hart, dat in veele andere Infekten, ^ e n
boven in het Agterlyf, aan de Rug , geplaatst
is , zegt Swammerdam, heb ik in de Luizen
geen blyk kunnen vinden : mooglyk wegens
deszelfs ongemeene fyn te ; aangezieiv het oov
in grootere Infekten, gelyk de Bremfen, zeer
moeielyk is te vinden: waarby komt de fter e
en geduurige beweeging van het Ingewan ,
dat mende Maag noemt, in de Luizen, ftrek-
kende tot groote verhindering m het opzoe ten
van het Hart (*)♦ _T
D e zelfftandigheid, die-Ty voor V e t aan-Het vet.
zag in deeze Infekten» beftondt uit zeer ei
ne en ten naaften by Klootronde deeltjes, y
vondt ’er ook grootere onder , van onrege -
maatige figuur. Haar Kleur was doorfchynend
e , gelyk die der meefte Lighaamsdeelen, zo
vast als vloeibaar, van de Luis.
De Lugt- o f Longepypjes (zegt zyn Ed. ) ^
maaken wel het aanmerkelykfte gedeelte uit in
dit Infekt: doch de Luizen hebben zulks ^
meen met de Rupfen, by voorbeeld #,enmet 4?,
an#
P ) Myne bedenkingen omtrent de noodzaaklykheid of
niot noodzaakiyklieid , en plaatsvulling vun het Hart in de
Kapellen en andere Infekten, kan men in 't Xt.STUK,bladz.
127, 167, en elders vinden.