” • (4) Duizendbeen , die nxederzyds zeventien
AFDEEL^ n , -
rx xw . Pooien heeft.
H oofd*
stu k . ’t Getal der Pooten magkt deeze den vier-
Gigantea. den in rang, fchoon ongemeen in grootte verzeer
groo- van ^e voorgaande Soort , en wel
de allergrootse zynde der Wesundifche o f
Amerikaanfche Duizendbeenen. TeKarthage-
na komen er voor van een Elle lang en met de
Pooten een half Voet breed. O f deeze nu juisc
die z y n , met zesendertig Pooten, welken B <ow-
ne a f beeldt, o f met veertig, gelykde volgende
Soort, is niet zeker. Heeft L in n ^e u s , met
de aanhaaling , de Guineefche van den Heer
G r o n o v iu s bedoeld, met agttien Pooten we-
derzyds, zo is de Nommer fout.
v * f j ) Duizendbeen, diewederzyds twintigPoo«
Morf, tam. , r
lndüche. Ü ^ L’
Alle myne Indifche , van drie , vier en v y f
Duimen langte , bevind ik een • en - twintig L eden
aan het L y f en twintig Pooten te hebben
aan ieder z y d e , wanneer men de twee langere
van
f4) Scolopendra Pedibus utrinque feptendecim. Syft, Nat,
XII Scoiopendra maxima Pedibus trigima lèx SROWN. Jam.
426 T. 42. f 4 Gro,jj Zooph. 1004
(5) Scoiopendra Pedibus utrinque viginti. Amotn. Acad I. p
525 , 506, Muf, Ad Frid. X.. p 89 O LEAR Muf T. 12’
f. 5. PFT. Gaz. T. 13. fi 3. LUUWENH, Epist 102*
B R A D L. Nat. T. 55. f. 4. SEB. Muf B T. 81- f 3 , 4.'
pjuscn. 'fnf XI. Tab. 1. f 7. CatkSB Car. II'. p 2. T.
t . Grcn. Zoopb, 1002. japuruca Marcgr, Eraf a jj.
Van de Staart, die echter weezentlyk tot de v#
pooten behooren, niet mede telt. Het zelfde
heeft plaats in myne allêrgrootfte, die de langte Hooi d*
ten minste van agt Duimen heeft * het L y f eenSTUK*
half Duim dik en drie kwart Duims breed. De
Oostindifche, in ’t Werk van Seba, zyn omtrent
zes Duim lang afgebeeld. Een andere
uit Nieuw Spanje , ongevaar een Voet lang ,
met meer dan dertig Leden, en dus ook meer
dan zestig Pooten. In een der éerstgemel-
den konde men de Mannelyke Teelleden on-
derfcheiden.
Dë Heër Gronovius zegt dat deeze Indifche
Duizendbeenen, (tot welke zyn Ed. , zo wel
a l s L ïnnjëus, ookde Kaapfche van Pètiver en
Brafiliaanfche van M arcgraaf , Japuruca genaamd
, betrekt,) fomtyds de langte bereiken
van zeven Duimen en de breedte van een half
Duim. In de jongere, zegt h y , is de Kleur
geelagtig , in dé ouden Kastanje - Bruin. De
Kleur van myne kleinen is groenagtig en van
de grootften, die ik heb, zynde, als gemeld is ,
ten minste agt Duimen lang , roodagtig bruiu
geel. Zyn Ed. verhaalt, dat de twee Staartjes
, naar Poötsn gelykebde ^ doch langet, zeer
Venynig zyn (* ). Zyn Ed. moet zekerlyk de
zelfde op 't oog hebben als de myne, dewyl ik
ook in dezelven het naaste Leedje aan t L ig -
haam ,
tl caud* binx l Pediformes , fubulatx , aculeat* , Ion-
gx , Venenatisfimx, 8cc. Zooph. Grim. ïa$c. il. p, »35*