'A f d e e l .
I .x x xu r .
HOOFDSTUK,
Getakte.
’ t Z y n H e r
maphrodie-
t e n .
z y , even als T rembley 'dit in de Polypen ontdekte,
het Licht beminnen. Dit kan de reden
zyn , dat zy-zig byna altoos, over dag, en inzonderheid
by warm Weer en Zonnefchyn, digt
aan de oppervlakte van ’t Water onthouden:
het welk fomwylen aanleiding gegeven heeft,
om zig te verbeelden, dat hetzelve in Bloed
veranderd ware; wantrfomtyds zyn deeze Diertjes
geheel rood van Kleur.
, De Heer Sch/Effer houdt deeze Watervloói-
jen , niet zonder reden , zo wel als de befchree-
ven Kieuwenpooten| voor Hermaphrodietenof
Diertjes van beiderlei Sexe. Dat het altemaal
Wyfje s zyn , befluit hy daar u it, dat men in
allen, op zekere T yden, Eijertjes en Jongen aan-
tre ft, en dat het Mannetjes tevens zyri, uit de
Paaring , welke hy waargenomen heeft. De
Eijertjes komen zo wel in kleinen vo o r , als
ïn volwasfenen; doch in getal zeer ongelyk,
hebbende hy ’er in fommigen maar twee, drie,
zes o f tien, in anderen meer dan veertig aange-
troffen. Zy zyn groen en in ’t eerst volkomen
Kogelrond, doch worden naderhand ovaal o f
Eyrond en krygeri een zwarte Stip, die het groo-
te Oog is , veranderende dus allengs en zigt-
baarlyk, binnen de Baarmoeder , in leevende
Jongen.
De getakte Watervlooijen zyn beilooten in
een witagtig doorfchynend Dopje, als Paarlemoer
glinsterende, ’t welk de Kleur der Ingewanden
zig onbelemmerd laat vertoonen. Deeze
vu Dopjes fchynen in fommigen als uit Maa- V.
. , . . r , • 1, • A fdeel. zen , m anderen uit Schubben , of ook uit Rui LXXVU1.
ten famengefteld te zyn, fa i verfchiüende fi Hoofd-
guur. Het Dopje is platagtig ovaal en aan de .
eène zyde open, om de Vinnetjes , die tot
Zwempooten dienen , te laaten fpeelen. Van
boven heeft het twee Hoorntjes op den Kop ,
met gepluimde/Takken. De Bek, o f dat gedeelte
van den gekapten Kop , ’t welk men dus
noemt , is in fommigen fpits, gelyk een Vo-
gelsneb . hoedanigen gemeenlyk rood z y n ; doch
in andere breed, en meer naar den openftaan-
ftaande Bek van een Karper gelykende , zo
ScHASFFER aanmerkt, welke dikwils groen voorkomen
, en daarom onderfcheidt hy deeze getakte
Watervlooijen in Vogel- en Vischkoppi-
ge. De eerstgemelden hebben Swammerdam,
Baker en T rembley, gezien en afgebeeld.
De Staart, die mede onder de Kenmerken is Haars taait,
aangetekend , wordt gezegd geboogen te z y n :
het welk ik echter in de Afbeeldingen niet waarneem,
o f de fchèeve ftand zou daar mede bedoeld
moeten worden. Het is een uitloop van
het Dopje, en derhalve even de zelfde Schub-
agtige zelfftandigheid. Aan de zyden fchynt zy
rondagtig, doch van boven en van onderen
feherp te z y n , gelyk de Kling van een Degen,
zegt Schafeer , die ze met dergelyke Tand-
agtige Borsteltjes, als de geheele Schaal van het
Diertje , bezet gevonden, doch de zes ryën
van korte Kerke Doornen, waar van de Heer
I, D e e l . XIIn S T U K . G g J BA