V. van wel drie o f . vier Jaaren. O f dit naauw-
LXX5L* keurig onderzogt z y , weet ik niet; maar het is
H oofd- zeker , dat zy den geheelen Winter kunnen
STÜK* vasten, gelyk veele andere Infekten,. en bovendien
ook, zelfs in de Zomer, verfcheide
Maanden zonder eeten zyn. In dit opzigt ge*
lyken z y dan, eenigermaate, naar de Viervoetige
Roofdieren; terwyl het tamme Vee , dat
Kruiden eet , niet lang kan vasten. Hier uit
kan men Ook begrypen , hoe dat veelen het,
zo geduldig, afwagten , dat ’er eenige Prooy
in haare Netten valt. . En het is verwouderly-
k e r , dat de Jongen, in de eerfte Dagen , zo
fierk aangroei jen, daar zy nog geene Vliegen
hebben kunnen vangen ; dan dat zy de Huid
afwerpen, naar maate zy grooter worden; het
welk de Ouden , zo fommigen verzekeren ,
eenmaal’s Jaars in ’ t Voorjaar doen, gelyker*
wys de Krabben en Kreeften.
Hetafwer- De Huid , welke de Spinnekoppen afwer-
Huid.111 dePen > zegt C lerck, ) is Hoornagdg en
„ doorfchynende , doch Kraakbeenig en de
, voorige geHalte van den Spinnekop onder
si \ Oog brengende, zo ten opzigt van het
„ Borstlluk en de plaatzing der Oogen , als
, , van de Pooten en Armen; de Klaauwen o f
„ Tanden zelfs niet uitgezonderd: maar het
„ bekleedzel van het Agterlyf is een Vliesje,
” , dat geheel inkrimpt en door famentrekking
„ met rimpels zyne gedaante niet behoudt. De
„ Spinnekop, zyn Huid af zullende leggen ,
zoekt
„ zoekt een bekwaame plaats, daar hy vadzig ^F^,*EL
,,, in de Webbe zig bewindt: dan gaat de uit- j .xxjc.'
„ wendige Korst van het geheele Bortslluk, Hoofd-
„ de Pooten, Armen en Tanden, door op -STU
, , feheuring a f, blyvende evenwel een weinig
, , zitten aan het agterfle van het Borstfluk,
„ met het voorfle deel opwaards omgeboogen.
, , By deeze gelegenheid vervalt het Dier in
„ zulk een bezefloosheid en flaauwte, dat het
„ geen Mug' van zig weet a f te dry ven: maar
„ eindelyk komt het tot zig ze lv e , en begint,
,, zo veel de kragten toelaaten , door fchop-
, , pen en plukken eenige vlugheid te toonen,
„ tot dat het, allengs meer en meer tot her-
, , Helling komende, van de oude Huid zig ge-
„ heel ontflagen heeft. Dat groot gebrek van
„ kragten, evenwel, belet het Dier nog, ver-
„ der dan de langte zyns Lighaams, van de
„ afgeworpen Huid a f te wyken; des her in
, , de Webbe hangen b ly ft, zo lang tot dat de
3, Lugt deszelfs Opperhuid genoegzaam droog
, en Hevig heeft gemaakt, om den voorigen
,, arbeid en Levensmanier te kunnen hervat-
„ ten ( * ) ” •
Verwonderlyk is ’t , hoe iemand, die de Bek of
Spinnekoppen een Bek toefchryft o f Mond(-f}, Keel*
als in een zelfde adem zeggen kan , dat de
twee
(*) -De Armeis Sutcicis, pag. 14.
( t ) te s Yeux , les Antennes & la Bouche de l’Aialgnée,
Hißt -des InJ. tnv. Paris. Tom, II. p. 630«
I.DEEL. XIII. STUK, N 3