V. thans wordt door LinnjEüs z e lf die berisping,
xxxxivL’ zo zy dus genoemd mag worden , gebillykt ,
H o o fd - doordien hy die Walvisch-Luis van Martens
l^üvhch- van Pisfebedden afgefcheiden, en gevoegd
Luis' beeft onder de gelyknaamigen van het Diertje,
op onze Honderdfte Plaat afgebeeld, ’t welk
maaragt Pooten heeft De Heer Baster, die
zig meest ophoudt met het onderzoek van in*
landfche Schepzelen, fchynt de regte Groen-
landfe Walvjschluizen niet gekend te hebben,
welke in ’t Werk van Seba taamelyk wel zyn
afgebeeld (_*). Die van onze Plaat zyn , in
langte en breedte , ruim driemaal zo groot als
natuurlyk gemaakt, en geelagtig wit van Kleur,
doch de fmalle Pootjes zwart. Die andere
Diertjes, welken de Heer Gronovius Polygo-
nopus en Brunniche Pycmgonuni tytelt , zyn
roodagtig vaal. W y hebben ’cr Fig. 5 , van
deonderzyde, bygevoegd; om een groote Blaas
te vertoonen, die fommigen van deeze Infek-
ten voor aan den Buik voeren, komende hier
in met de Water -Pisfebed van Baker overeen.
Mooglyk zullen z y , in dezelve, haare Eijertjes
o f Jongen draagen, Dat die zwarte fmalle Pootjes
haar tot Riemen dienen , om epnigermaate
te kunnen zwemmen, is niet onwaarfchynlyk.
Z y zyn zeer duidelyk voorzien met Sprieten of
Hoornat
« , Pediculum Ceti Martenfiaimm Oiiisds adnumerantem.
Jififc. Zool. p. 189.
(ff) Zie aangaande dit alles hier voor, bladz. 171.
Hoorntjes en hebben voor, op den Kop, twee v ,
kleine gladde Oogjes. lxxxiv.
Hoofd ■
( 7 ) Pisfebed, die half Rolrond is , met de Staart ST£K['I ,
langwerpig ovaal en onverdeeld. Marinas.
Zee-Luis.
D e e z e , in de Zee van West - Gothland door
LiNNaEus waargenomen, hadt, gelyk de overige
Zee-Luizen , zeven Pooten aan ieder zyde,
doch onderfcheidde zig door de fmalle figuur
des Lighaams en door de kleinte, als niet veel
grooter zynde dan een Luis. De Staart beftondt
uit een enkel langwerpig ft uk, zonder Pooten.
Die van G r o n o v iu s , welke aan hem door
Doktor Baster van Zierikzee gezonden was,
in Geftalte veel gelykende, hadt de langte van
een half Duim.
De Zeeluis van Bellonius en Gesnerus, vindt
men, in ’t Werk van Ra y (*_), aldus befchree-
ven. ,, Zy is witagtig van Kleur, een Duim
,, lang en een vierde Duims breed. De Kop is
„ rond en wederzyds onder ’t Schild vertoo-
„ nen zig kleine Oogjes. Het geheele L y f is
,, van de zelfde breedte, in twaalf Ringen ge-
, , fmaldeeld' zynde. Aan de zeven breedfte
„ Ringen zyn gehecht even zo veel paar Poo-
, , ten. De v y f fmalften zyn een plaatsvulling
„ van
(7) Oniscus femicylindricus, Caudi ovato • oblongä Integra.
Faun. Saec. 2057. lt. Watgoth. 390. GRON. Zooph. 996. T.
17- f- 3 ?
(*) Hiß. Inf. Lond. 1710. pag, 44,
I, DEEL. XIII, STUK, /