V.
van deezen aart , befchreeven en afge.
beeld (*_).
C23) M y t , die het Jgterlyf uitgezet roods aan
, de zyden donkern heeft.
A fdeel.
LXXVIII.
H oofds
tu k .
xxiir.
Baccarum, BSpefinfenne-tje,
Deeze komt zeer dikwils op het Geboomte
inzonderheid op de roode Aalbefïen en derzel?
ver Vrugt voor, loopende zeer fnel. Z y heeft
de gedaante van een Spinnetje, doch is onge-
lyk kleiner dan de gedagte roode Aardfpinne-
tjes , en niet plat van Rug o f niet gerimpeld
o f ruig, maar glad en gezwollen van L y f , met
eenige Haairtjes, hier en daar, en aan het
Eorstftuk, wederzyds., een zwarte Stip. D ie ,
welke Doktor Scopoli, in Karniolie, waarnam,
was rood, met den Bek zwart, de Voelers en
Pooten ruig.
xxtv. •
Mujca- “ (<24) M y t , die hét Agterlyf ros, de agterjle
vlieg- Pooten Draadagtig dun en zeer lang
misjes. Im fL . ’
: ’ t Woord Mufcarum, dat men overal anders
leest, i s , ind e Twaalfde Uitgaave van ’t Sa-
menftel der Natuur, die ik met den aan vang
van dit -Stuk gevolgd heb;, veranderd in
Mos-
( * ) la Tique aquatique panachée. Planch. XX. %. 7,
{23) Acarus Abdomine diftento mbro ,. lateribuj obfcuria»
ïibus. Fait». Saec, ‘ 1980. Scop. Carn, 1074.
O 4 ) Acarus Abdomine rufo ; Pedibus pofticis longilfimis, Fî-
lifoxmibiss, Faun. Sm. 1381, Geoffr. Far, II.p, û24,JSr, 6.
Mufcorm, en das zou de Soortnaam niets be- Afde'e l ;
tekenen kunnen, dan Mos-Myt: doch ait de
aanhaaling van ’t Werk van G eoffroy blykt, STUjS<
dat dit een Drukfeil zyn moet, hoedanigen’er,
tot verwondering, en tegen het bekende
Spreekwoord ( * ) , veel meer en grooter in
deeze Uitgaave dan in de Tiende zyn.
Volgens de.befchryving der Sweedfche Dieren
is deeze M!yt de allerkleinfte. Gedagte
Franschman noemtze oneindig klein ( * ) , g e '
lykende naar een bruin Stipje , dat men voor
geen Infekt zou aanzien, indien men hetzelve
niet zag beweegen. In ’t Derde Deel van L e -
d e r m u l l e r , daar men de gewoone Huis vlieg,
met deeze Luisjes beladen , onvergelykélyk
fraay en groot vindt afgebeeld ( § ) , wordt gezegd,
dat z y op de Rupfen ook voorkomen ,
doch alsdan rood, in plaats van heider bruin
z y n , gelyk op de Vliegen. Gedagte Autheur
neemt egter de twee lange agter-uitfteekende
Borftelhaairtjes niet voor Pooten, die hy 'er dus
maar zes aan deeze Myt toefchryfc ’t Is on-
gelooflyk, zegt h y , welk een menigte daarvan
zig op een enkele Vlieg bevinden, die waar-
fchynlyk grootelyks geplaagd worden door
dit
(*) Ultima cara prudentht,
f-j-) Cette Mitc efl infinimmt petitt. Een zonderlinge uit.
drukking om een bepaalde grootheid te betekenen , daar mett
dezelve, gemeenlyk, voor een onbepaalde kleinheid neemt.
(5) L e d e r m . Amus• Microfcopique. T om. III. NfilJt*
1768. pp ’ t end,
I. Deel. XIII. Stuk. K 4