y.
A fdeel.
LXXX.
H oofdstuk.
hebbende daar aan van, onderen , by *t
Borstjluk, twee geele Stippen.
Onder de Zwervende Spinnekoppen is deeze
een van de aanmerkelykften ; zo wegens de
gro o tte, die egter by de grootte der gewoonc
Tuinfpinnen veel te kort fchiet, als wegens
de bruinblaauwe Kleur en dikte van haare
Pooten. Z y maakt een zeer kleine Webbe,die
als Linnen o f Neteldoek digt geweven is , tot
het vangen van haare P rooy, en daar in formeert
z y ook haar Eijernest, zo wel agter de
losfe Schors van oude Boomen, als in de hoe •
ken van Schuttingen, Befchotten en Muuren,
zelfs in de Huizen. Deeze zyn het, die men
zo dikwils, in de omgekrulde Boom- o f Plant-
bladeren naar Rupfen willende zoeken, uit het
Spinzeltje, aan dè agterzyde gemaakt, ziet
vallen, en dus dienen zy eenigermaate tot ver-
fchrikking van den Liefhebber. Haare zwarte
Kleur heeft fommigen ook doen denken, dat
z y Venyniger zouden zyn dan anderen: doch
het V o g t, dat, wanneer men ze met een Speld
gekwetst heeft, uit haar L y f vloeit, is dun
en helder, en droogt in weinig Minuuten op,
tot een zeker Lym. Lister heeft waargenomen
, dat de Eij eren van een anderen Spinne-
]jop, dien hy op een Tafel gelegd hadt, door
zulk een Zwerver werden opgevreten.
l VEIL. XIII. STUK. ( 3 ° )
£3o) Spinnekop, die maar zes Oogen beeft, V.
A fdeel.
Deeze eigenfchap verdient inderdaad ee n e ^ ^ ? *
afzondering van de andere Soorten. Lister stuk,
twyfelde, wel is waar, o f zyn V e r g r o o t g l a s ^ ^
hem ook bedroogen had, met maar zes Oogen z«-oogi-
in dit Infekt aan te wyzen ( * ) ; doch ik vind
dat andere ook dergelyke Zes - Oogige Spinnen
hebben gevonden. Doktor Scopoli , in ’t by-
zonder, heeft ’er eene, die hy de Spinnekop
van Homberg noemt, en vraagt, o f het ook de
zelfde Soort als deeze zy. De aart is , ten
opzigt van de Levensmanier, even als die der
naastvoorgaande Soort.
Alle de Spinnekoppen , tot dus verre opgele
id , maaken Webben, om haar Aas te vangen,
gelyk w y gemeld hebben; doch de volgende
Soorten, waar onder veele Uitheemfche
z y n , fpinnen maar Draaden langs welken zy
loopen , o f zig laaten afzakken , om van de
een naar de andere plaats te komen, zegcLisr-
J5LEUS.
(3 1 ) Spinnekop , die het Borstjluk rond van
om~ ria.
Wesrindi.
fche Hofch-
(30) Aranea Oculis tantum ïenis. ram. Suec. 2016. L ist. Spin,
Aran. 74. f. 24. RAJ. Inf. 32. N. 24.
(*) Hoe kan dan gezegd worden, dat men geene Zes-Oogige
in Engeland heeft, of dat zy dien Waaxneemer ontglipt moeten
zyn ? Diti. des Animaux. Paris. 1759» Tom. I. p, 161,
(31) Aranea Thorace orbienkto convexo, centro trans«
verfe excavato. Amcen. Acad. I. p. 32J. M. L, U. 428.
ORON. Ztoph. 937. MARCCR. Br af. 248. LAET. Amtr. T.
I. Deel. XIII. stuk, P 3 37c