Afdeel,
XXXXIV.
hoofdstuk.
xn.
Oceanicus,
Eee-PisfebeJ.
heb, -gelyken, waar van zy door de Staartver»
fchilt. Haar woonplaats is, gelyk die der W a ter
-Pisfebed van B a k e r , in de zoete Wateren,
die züiver zyn. Men vindtze in zagt vlietende
Beekjes, aan de Wortels der Waterplanten
, zegt F r isCh , zynde van boven bruin ,
met wïtagtige Vlakken gemarmerd en van anderen
wit. D ie , welke G e o b p r o y de Zoetw
a te r Pisfebed noemt, was Aschgraauw van
Kleur entaamélykglad; in figuur des Lighaams
weinig van de Aard - Pisfebedden verfchil-
lende.
f12 ) Pisfebed, die ovaal is, mei een dubbelde
; . Staart, voicr Punten gevorkt zyn.
De iighaamsgeftalte van deeze Soort komt,
zo de Heer G r o n o v iu s aanmerkt, volkomen
overeen met die der gewoone Pisfebedden, doch,
behalve de verfchillende Staartpunten, merkt
zyn Ed. ook aan, dat deeze Zee - Pisfebed we-
derzyds zes Zwempooten heeft. Hier uit zou
men denken, dat dit de eenigfte Pooten waren
van het Dier , dewyl hy geen gewag maakt van
de veertien Looppooten, welke in de Afbeelding
van den Heer B a s t e r zo blykbaar zyn.
Het
f12) Oniscüs oVaüs, Cauda bifida, Styiis bifïdis. Syft. Natj
XTI Oniscüs Stylis Cauda: utrinqüe binis. Stroem. Scndm.
ao2, T. 1. f. 14, i j . Gaster Uitfpann. u . b . p. 160,
XtlI. f. 4. Oniscüs Corpore lato , Pedibus natacoriis , Caudï
utraque bifeta. AB. Helv. V. p. 37U T. i . f, 463, GRon.
0 topb, 994* T' m f' 2*
Hét onthoudt zig niet alleen aan de Zeeuwfche
Stranden, maar ook in andere deelen van den LXxxiv.
Oceaan. H oofdstuk.
f 13^ Pisfebed , die ovaal isy met de StaartJlomp
en zonder Punten. stmndyisfebed,
Dewyl de Heer B a s t e r fchryft, dat de hier
uit zyn Werk aangehaalde Soort, behalve de
veertien Looppooten, van agteren ook Zwem-
voeten heeft, als twee platte- dunne Stukken het
onderfte des Buiks bedekkende, zo heeft men
zig verbeeld , dat dit dc eerde Soort van L in -
n a :us konde zyn , niet daar op lettende , dat
zyn Ed z e g t : uit elk der vyf onderjie Infnydingen
komen twee platte dunne Stukken voort : zo
dat dus het getal der Zwempooten o f der ge-
dagte Blaadjes, in deeze Zee-Pisfebedden,die
zyn Ed. aan dë Paaien vari het Zierikzeefche
Hoofd en tusfchen het Zee - Wier von d t, niet
twee maar tien was. Dus zien wy dan o o k ,
dat zy grootelyks van de Luizen der Visfchen,
’t welk onze eerde Soorten zyn , verfchillen
en de verblyfplaats gaf geen de minste aanleiding,
om te vermoeden, dat het de zelfde In-
fekten zouden zyn.
De langte van deeze Zee - Pisfebedden i s ,
volgens hem, meer dan een Duim, Voetmaat,
en
(13) Oniscus- övalfs, Cauda obtufa inutica, BASTER. Uit*
fpdnn. U. D. bl. 160. T. XIII. f. 3.
I. Deel. XIII, stuk, 1 i