V. die hem door Pater W u'lfen , van Labacum,
toegezonden was 4 zynde nog geen vierde
Hoofd- ' Duims lang ( * ) . De onzen z y n . gemeenlyk
stu k . grQQte r , en deeze maaken, by hem, de tweede
Soort uit ( f>
Dit Infektis zeer glad en Zilveragtig blaauw,
met de Sprieten wit en zo lang als ’t L y f , hebbende
bovendien nog Knobbelige Baardjes ( 4) .
De Kop is- klein doch duidelyk onderfcheiden
van het Borstftuk , dat gedekt is met twee
grootere , en verder beftaat het Ag te r lyf uit
tien kléinere Schilden. De Staart heeft drie ,
van elkander afftaande, lange Borftels; waar
tuffehen nóg twee o f drie paar zeer korte , aan
den Aars ,-die’ als voor Pootcn fchyncn te
kunneii verftrekken.
jj £2) Ongevleugelde Mot, die mei Schilden ge-
Tohpoda. . dekt is y hebbende een driedntyele- Stemt..
Veelpooti- ' 1V>
5C' Plet laatstgemelde geeft den bynaam aan
deeze nieuwe S o o r t , welke door den Heef
B r u n n i c h e , in Deenemarken,is-ontdekt. Z y
is bruiöagtig , kleiner dan de; voorgaande Soort
én breed; met de Sprieten zo lang als ’t L y f :
de kleine Sprietjes , laager en digt nevens de
% an-
Entomvl. Carniol. p 3.73.
(■ {■ > Lepisma vulgatis. Ibid.
(4.) Of men die lange byhangzels voor Sprieten nceme,
dan voor Voelertjcs, zal het zelfde zyn , alzo het eigentlyke
gebruik der Sprieten iu de Infekten nog onbekend is.
(2) Lepisë* fcutata, Caiula triplici. Syjt, Nat, XU.
anderen, hébben maar een derde dier langte Ven
zyn omgekromd, beftaande uit v y f Leed-
jes. Aan den Bek zyn twee geknopte Baard- Hoofd-
je s , en nevens den Bek zyn de Voorpooten STUK*
geplaatst. Het L y f is met Schilden gedekt,en
de drie Staarten zyn zo lang als de Sprieten.
Bovendien heeft ieder Ring des Agterlyfs, van
onderen, aan den rand, een Doorn, die voot
Poot verftrekken kan. Zie daar, waarom deeze
Soort’ de Veelpootige genoemd worde.
Die twee paar Baardjes, buiten en behalve
de lange Sprieten , welke als een byzonder
Kenmerk van deeze Soort zyn , heeft Geoffroy
ook waargenomen in zyne tweede Soort, die
hy deSpüronde Springende noemt, en zegt,dat
z y donkerer is van Kleur, dan de voorgaande;
hoewel zy op de zelfde plaatfen gevonden wordt,
zynde zo gemeen niet omftreeks Parys,enruim
zo groot als de platte ( * ) ., Mooglyk zou hier
onder wel een verfchil van Sexe, dat in deeze
Diertjes , zo wel als de Paaring , nog
niet ontdekt fchynt te z y n , kunnen plaats
hebben.
( 2) Ongevleugelde M o t , die kaal is, en een ni.
driedubbele Staart heeft. Aard-Mot.
Deeze gelykt naar de Aardvlooijen, doch is
groo-
(*) Forbicitra teres faltttrix. La Forbicine Cylindrique.
jHiß. des Inf. env. Paris. T O M. II. p. 614.
(3) Lepisma nuda, Caudd triplici. Syfl, Nat. X. Sp. a.
Faun, Suec, Ed. II. 19-b,
I, DEEL- XIII. STOK. B 2