V.
A fdeel.
LXXV.
H oofd-,,
STUK.
+ B1. 2*3.
Heer R o l a n d e r , by zyn voorig Gevoelen
b ly ft, dat het W y fje van deeze Soort als een
Uurwerk tikken zou aan Splinters Hout (f).
Het gemeene Spreekwoord, immers, niemand
Geftalte.
P l. XCIX;
Fit. S.
geeft, dat hy niet heeft , wederlegt genoeg*
zaam dit Denkbeeld: alzo het Diertje veel te
zwak is , om zulk een fterk Geluid te veroor-
zaaken. Ten anderen overtuigt ons de New-
toniaanfche Natuurwet (-)-) genoegzaam; dat
dit geklop, het welk in de Vertaalde Wys-
geerige Verhandelingen van B r a d l e y f , zeer
belachelyk , een Piepend Geluid genoemd wordt,
geen andere oirzaak tot zyne verklaaring behoeft
, dan de werking der Kloptorretjes, die
zig weezenlyk in ’t Hout bevinden, en welke
men daadelyk heeft zien kloppen (§)•
Ik fpreek van de zogenaamde Hout- o f Pa-
pier-Luisjes , den Kinderen genoegzaam bekend,
wier Afbeelding by Vergrooting niet
onaartig is; gelyk dezelve, van ons , in Fig.
5, wordt voorgefteld. Het Beestje is , wegens
zyne doorfchynendheid , een keurlyk Voorwerp
tot handgebaar voor ’t Mikröskoop. Meö
vindtze altoos op drooge plaatfen , doch wat
z v eeten is nog niet zeer bekend: mooglyk
zyn
( I ) Fcemina Hoiologii inftar pulfatoria, in ligneis feftucij.
Syjt. Nat.Ed. XII. p. 1015.
/ n Caufas rerum naturalium non plures adraittetidas efle,
tjuam qu* et ver* funt, earmnquc Phxnomenis espkcandis
iuffidunt. ,
(5) Zie deeze NéUuurlyh W * r i t .IX .S tuk bladz, * 9S.
I. Deel. XIII. Stu k.
zyn het de fyne Vezeltjes van Hout, Papier,
Linnen en Wollen Stoffen, die z y afknaagen: LXXV.
want haare Nypers, aan den K o p , z u l le n ,Hootd-
door de Natuur, tot eenig einde daar aan gegeven
zyn. Ondertusfchen weet ik n ie t , dat
men een blykbaare benadeeling van Kleederen
o f gedroogde Kruiden door dezelven verneemt:
maar van de Mekten fchynt het , dat z y de
Schubbetjes o f Pluimpjes afknaagen. Mooglyk
aazen z y ook op de L ym , waarmede het
Schryfpapier fty f gemaakt wordt: want elders
vind ik aangemerkt, dat zy de Vischlym, waar
mede men de Kruiden fomtyds aan ’t Papier
plakt, weg eeten, en dezelven dus los maa-
ken ( f ) * Ia een Doos met Kapellen vond ik
z e , onlangs, op een verbaazende manier vermenigvuldigd.
Dit doet my zeer twyfelen aan
het Gevoelen van Frisch, die zig verbeeld
heeft, dat deeze Lüisjes, door hem Nag-Mietert
o f Knaag - Myten genaamd, voortkwa-
men uit kleine Eijertjes, welken hy in gedroogd
Slym o f Mos , van fchimmelig W a ter,
hadt gevonden: hoewel de Geftalte van
het’ üiertje, dat hy af beeldt, met die van onze
Hout- o f Papier luis jes taamelyk oyereen-
komftig is. Geoffroy, die het tot zyn Ge-
ftagt der gewoone Luizen t ’huis brengt, merkt
aan, dat men het ook ten Platten Lande en in
de Tuinen, op Muuren en Boomftammen, doch
als
(■ f) Amttn. Ac ai VoL, III. P* 34*.
I. DEEL. XIII. STUK,