AID^FL. SPinnekoP » die bet Agterlyf Eyrond en
L XXX. 'Witagtig, niet drie overlangfe Streepen beef t
H oofd* van ztvartagtige Stippen.
stu k . ö ° r i
Triiineata. Deeze onthoudt zig in de Bosfchen vanSwee*
Brieftree- p en .
pige.
RifJria. Spinnekop , die het Agterlyf Eyrond en
Koperglanzig zwart beeft, aan *t end geel-
agtig met hoornen.
Dat men, in Europa, ook raare Spinnekop-
pen h eeft, bewyst deeze Soort, welke L in -
NjEüs aan ’t Strand van Oeland waarnam. Qn-
befchryflyk veel dergelyke Spinnen hadden aldaar
tusfchen de Steenen haare Webben horizontaal
langs den Grond uitgebreid, en zaten ze lf
daar onder. Haar geheple L y f was met fyne
Haairtjes b e z e t : tpgen de Zon hadden z y eeni-
gen Koperglans en waren met dunne Staartjes
voorzien.
xn.
Labyrin•
tbica.
t)oolhof-
piaaker.
£isQ Spinnekop , die het Agterlyf Eyrond en
bruin niet een witagtige gevinde Streep,
den Aars gevorkt heeft.
Op
(ip) Aranea Abdomine ovgto albidq, Lineis tribus Iongitu-
dinalibus pun&orum nigricantiutn. Faun. Suec. zox>i.
(11) Aranea, Abdomine ovato nigro -ameo, Ano fiibluteo
bicorni. Faun. Suec. 2002. It Oeland. 125. 138.
(12) Aranea Abdomine ovato fufco, Lineâ exalbidà pinna-
tà , Ano bifurco. Faun. Suec. 2003. lt.Cothl, 251. 2(Jg. Rat.
Jnf. 27- N. 18. List. Ar an. 60, f. J8. CLERCK, Ar an, 70.
t. a. f . C - ■ ’ - • •• - *' y ■ ,*<
Gp verfcheide Weiden in Gothland , zegt V-
onze Autheur, lagen breede witte Spinneweb-Lx x x ’*
ben, aan welker eepe zyde een Cylindrifche Hoofd-
JBuis, tot op den Grond nederwaards, van d e STUK*
Spin geweven was , in welke z y haar woonplaats
, voor de Vogelen en voor de Zonne -
Hitte beveiligd, hadt. Zo dra men aan haar
Net raakte , fteeg zy onmiddelyk opwaards,
eri zag rondom zig heen naar de Prooy. Haar
Borstftuk was bleek graauw met drie bleeke
Streepen overlangs; het L y f glanzig donkerbruin
, van onderen met drie bleeke Streepen
en van agteren met vier puntjes, twee langer,
twee korter zynde.
Volgens de aangehaaldé Autheuren moet dit
een van de grootften der Europifche Spinnekoppen
zyn ; dategter, volgens de afbeeldingen,
meer van de uitgeftrektheid der Pooten ,
dan van de Lighaamsgrootte, te begrypen is.
Lister , evenwel, z e g t , dat z y te tellen is
onder de allergrootfte Spinnekoppen , en zeer
gemeen in de Zuidelyke deelen van Engeland,
doch.minder in de Noordelyke; hoewel hy ze,
onder de Stekelige Brem , omftreeks Jork en
elders, ook dikwils hadt gkzieè. Ray merkt uic
dien Schryver aan, dat men ze na St. Jan kan
vinden in de Wilderniflen van Distels en Doornen,
alwaar zy dergelyke Webben maaken ,
als ik gemeld heb; doch waar aan ook veele
enkele Draaden , van boven nederwaards en
yan ter zyden, naar dat het de. plaats toelaat ,
ge