V. j9 rig. De Kleur is donker Aschgraauw (*).
LXXX * plaatzing der Oogen verfchilt weinig van
H oofd» d ie , welke ons door den Sweedfchen Heer
stuk. Clerck voorgefteld wordt in zyne Huis-Spin-
nekop ( t j , die inSweeden, byna het geheele
Jaar, voorkomt in de Vcnfters en hoeken der
Huizen, en waar van hy ’er in eene Kanjer,
die maar twee Vênfteren hadt, tien ving. Z y
hadden altemaal haare Webbetjes gemaakt in
de hoeken der Venfteren, naauwlyks een V ie rendeel
Elle van malkander, die zig plat vertoonden,
doch in Tregterswyze gaten uitliepen,
alwaar de Spinnekop op zyn roof te loeren
zat. Allen hadden zy die manier van
Spinnen, en de geftalte der Pooten, die wel
ruig en geringd doch niet volmaakt even lang
waren, kwam in allen overeen; maar de fel eur
van ’t L y f verfchilde zodanig, dat ’er van de
tien geen twee gevonden werden, die daar in
overeenkwamen. De grondkleur was in de
meeften graauw, in fommigeh met eene T e k e ning
van andere Kleuren, fomtyds hoog geel.
Zo " dit nu van die Venynige zyn , mag menze
wel tevens Verraaders noemen, om dat zy dus
voorkomen onder eene, zo verfchillende gedaante
!
Uit de figuur der Webben b ly k t , dat het
de
(#) Hajc inHortis , Dotnibusque frcquens, Venenata, AEl*
Helvet. Phyf. Medt Vol. V. Bafil. 1762. pag. Z60.
( f ) Araneus Domefticus, lag. 76. ut fupra.
d e S P I N N E K o P P E N. 215
de zelfden z y n , die Lister met zynen Huis- V.
Spinnekop bedoeld he e ft, en waar van hy aan- £™x x ;
merkt, dat die door Ouderdom veel grooter H oofd-
wordt; niet zo zeer door uitzetting van het stuk.
L y f , maar door de toeneeming der Pooten in
langte, dikte en ruigte. Dit is een zeldzaame
aanmerking; als ook, dat het.Wyfje op t end
van July haar Nest in ’t midden van de Webbe
by den Tregter maakt, fpannende daar over
een Sneeuw-wit Geweefzel, als o f de Eijeren
tusfchen twee Webben-zaten. De Eijeren zyn
witagtig, en hangen niet aan malkander, zö
dat als men ’ t beursje, daar z y in zyn , opent,
dezelven zig verfpreiden, als o f het jonge Spinnetjes
waren.
Ik twyfel niet, : o f het is dit flag van Spinnen
, waar van men de Webben by ons zo menigvuldig
in de hoeken van Schaap - Stallen ,
Varkens- en Hooy-Schuuren; in de toppen der
Hooy-bergen, o f ook zelfs onder de overhangende
Kant der Rieten Daken , aan Boeren
Huizen; ja op alle luuwe drooge plaatfen, daar ,
het tevens niet al te koud is , en die weinig
o f niet gereinigd worden, ontmoet. O f het
een verfchillende Soort z y , welke G eoffroy
de bruine Huis - Spin tytelt, en die de Pooten
ook byfter ruig heeft, zoü men uit de plaatzing
der Oogen haast mogen vermoeden ( * ) .
O )
(*) Aranea atro-fufca , fubvillofa, Pedibus atrofufcoque in-
terfeftis. Hift. des iüf. env, Paris. Tom. II. pstg. 644.
I. Deel XIII. stuk. O 4