A f d e e l .
LXXXIV.
Hoofdstuk.
xiv.
A/ellus
Aard-I'isfcbed.
* Bladz,
48 r.
en de breedte iets minder dan een half Duim.
Z y hebben, zo zyri Ed. my thans meldt, een
witagtig graauwe K leu r , gelyk fommige licht
gekleurde Aard-Pisfebedden. Het fchynt my
toe , dat zy ook veel platterzyn van L y f,d an
de gedagte Kabbeljaauws - Luizen, welken ik
aan zyn Ed. tot vergelyking gezonden heb, doch
die hy verklaart, grootelyks vanzyneZee-Pisfe-
bedden te veiTchillen.
(14 ) Pisfebed, die oraal is, hebbende de Staart
flontp, met enkélde Punten.
Geen bekender, b yn a , onder de Infekten,
dan deeze, die men gemeenlyk de hier voor *
gedagte naamen geeft. Men vindtze in de Huizen^
zo w e l , als op andere vogtige en: warme
plaatfen, in Tuinen en Moeshoven; zelfs in de
Bosfchen onder den Bast van oude rottige Boot
e n . Geen Plank zal een'igen tyd op vogtige
Aarde légg en ,-o f dezelve i i , wanneer menze
opneemt, van onderen bezet met een Beirle*
ger van deeze Infekten. Het fchynt, echter,
dat dezelveh~de zoutigheid van oude Muuren
en Steénen 'allermeest beminnen* Ook is de
voornaame reden van haar gebruik in de Geneeskunde,
een fyn SalpèteragtigZout, waar mede
,zy
(14) Onheus ovalis, Caudi obtufa, Styli* fimplicibus. Faun.
Suef. 205S. SCOP. Carn. 1142- MATTH. Oiose. 257. B-AJ.
In/. 41. N. 1. ALDR. In/. 632. MouFF. InJ. 202. SCH/EFF.
Elem. T. 92. Gron. Zooph. 993. SULTz. In/. T. XXIV, £
154. Oniscus. z. GEOFFR. Paris. 679. T» XXII. f . 1.
Z y bezwangerd zyn , en dat inzonderheid opde AFD^*I t
Waterwegen werkt. De Bosch - Pisfebedden lxxxiv. .
zyn kleiner en om de gezegde reden ook minder
geagt. • t '. ” r J
De Pisfebeddeh fchynfen vadzig van aart te
z y n , wegens haaren traagen gang j doch fcherp
van gevoel; om dat z y j als menze aanraakt,
zig aanftondsin elkander rollen, maakendezig
rond als een Kogeltje Of Pil', cn men vindtze,
zelfs I dus dikwils in Üe Aarde. Misfchien is
dit een Haat van ruste, die zyaanneemen, om
zig aldus te beveiligen. Men kent ze naauw-
lyks, in die1 ftaat, voor levendige Dieren. De
Winter-Koude doet haar ook verftyven, en dc
meesten fterveh, als haar de minste'Vorst bereikt.
Van Vogelen , Haagdisfen en Spinne-
koppen , wórden z y opgevreten. ■ W a t hun
Voedzel z y , is zo blykbaar niet. Evenwel ziet
menze, in de Tuinen, deeelfte Vrugten,Per-
fiken, Abriköozen, Peer en en anderen, gretig
uitknaagén-, ook verfehoonen z y de Slaa en andere
Moeskruiden ó f Wortelen niet.
Men hééft getwyfeld , o f deeze Infekten van
Huid veranderen ó f vervellen; doch la-ater Waar-
üeemingén hébben orts'de Huidjes , die z y a fleggen
, aahgetóond, die men weleer voor doo -
de Pisfëèèd^eh Z4l!genorhen'hebben, omdatzy
'er alleen doof Kleur én ligtheid van verfchillen.
Men Vindt 'er zelfs de Pooten en de Sprieten
aan, waar van z y het bekleedzel ook afwerpen,
, Gedagte Huidjes zyn w it, daar de In-
I . D e e l . X I I I . St u k . I i 2 f é k -