V*
A f d e e l ,
LXXXtV.
H oofds
tu k ,
Voorttee«
ling.
fekten ze lf Loodkleurig zyn , o f liever gemengeld
grys-en graauwagtig. Men vindt ’er die
Aschgraauw. zyn, met zwarte en geele : men
vindt ’er die zwart zyn met Aschgraauwe Vlakk
en , en geheel zwarte, ruuw van Huid. De
twee laatstgemelde Kleuren zyn gemeenst onder
de Tuin- o f Land- , de eerstgemelde onder
de Huis * Pisfebedden.
T e verwonderen is ’t , hoe Johnston met
anderen zig heeft kunnen verbeelden, dat dee-
ze Infekten, na de Paaring, een.menigte van
Eijeren voortbragten , die wit . en glinsterend
waren , fnaar kleine Pareltjes gelykende , en
tropswyze by elkander gevoegd. Mooglyk
heeft men de Eijertjes van Slakken daar,voor
aangezien. Dat deeze Infekten, immers, Jong-
werpende zyn , wordt thans in ’t algemeen geloofd.
T emery niet alleen verzekert het,maar
men vindt, in de Vertoogen van de Keizerlyke
Akademie ■ (*_) , eene Waarneeming van Doktor
Frauwendorff , die zulks bevestigt. Op
zekeren Dag , bezig zynde om- eene Pisfebed,
die op de Rug la g , met het Mikroskoop tebe-
fchouwen, zag hy iets by het eerste Paar van
Pooten zig beweegen, en kort daarna een Diertje
j dat naar een Luis geleek; vervolgens kwamen
’er allengs meer en meer te voorfchyn , tót
zevenendertig toe. Deeze waren altemaal,
zegt
(*) Ephem. Natur, Curiof. Dec, III, Ann. III. pag»
zegt hy , volmaakte Pisfebedden en agt daar
door eenigszins de Hiftorie bewaarheid te zynLxxxiv.*
van de Adders, wier Jongwerping gezegd
wordt gepaard te gaan met de dood van de
Moer.
Offchoon deeze Waarneeming weinig zekerheid
heeft, vindt men doch het zelfde van anderen
gemeld. Op zekeren Dag , zegt L an-
Gius, nam ik waar, dat de Wyfjes haare Jongen
aan den Buik gehecht draagen, byna gelyk
de Rivierkreeften haare Eijeren. Ook kan men
’er zig gemakkelyk van verzekeren, zegtGEOF-
froy, wanneer men flegts, in de Zomer, ver-
fcheide Aard - Pisfebedden van onderen be-
fchouwt: dan wordt men in veele W yfjes een
verhevenheid gewaar, beftaande uit een dun
Vliesje, waar onder de Jongen beflooten zyn.
Als men hetzelve aan Rukken breekt, komen
zy ’er wel gevormd, doch wit van Kleur u i t ,
loopende , niettegenftaande deeze geforceerde
Kraam, zeer vlug. Mooglyk, denkt h y , evenwel
, zou het kunnen z y n , dat de Pisfebed haare
Eijeren uitwierp in dat Blaasje, en die aldaar
uitbroedde: doch, wat reden om zulks te
denken? Hier door wordt, immers, die zonderlinge
Waarneeming van Bourguet , dat zy
de Eijeren in een Zakje op de Rug zou diaa-
gen , zo min als het denkbeeld der Ouden,
dat zy die ergens zouden nederleggen , be-
kragtigd.
5t Is zonderling , wederom, dat men ten dien
I , D E E L . X I I I . S T U K . I i 3 °P*