Afdee °Pz ’8tc nog geen volkomen zekerheid heeft, van
xxxxiv.' Infekten, die zo gemeen bekend.zyn, dat haar
Hoofd. , Geftake naauwlykseenige befehry ving behoeft.
Behalve de Conchenilje enSpaanfche Vliegen,
zyn zy byna de eenigllen , onder de Infekten,
in algemeen en met haar geheele zelfftandigheid
.in gebruik. Het Poeijer daar van , gemengd
met andere Middelen, o f op zig z e lf met Wyn
ingegeven, verlost de. Menfchen ,fomtyds van
Graveelagtige verltoppingen in de Nieren en
-Blaas, dewyl het zeer Pisdryvende is. Hierom
kan het fomtyds ook een .gewenschte ontlasting
maaken van Waterige o f SlymigeVog-
ten, die in .het Lighaam , ergens 9 opgehoopt
zyn. Om dergelyke reden wordt een mengzel
van Gom Ammoniak en Honig,, met Poej er van
Pisfebedden, door E tïmuller , tegen een be-
naauwde Hoest o f Aamborftigheid en andere
Ongemakken van de Long,aangepreezen.Dee-
z c Infekten hebben, ik weet niet om welke reden
, geen zodanige affchuwlykheid o f walg-
lykheid, als de Spiqnekoppen. Torren en Dui-
zendbeenen, die zig op de zelfde plaatfen onthouden,
Men k r y g t ’er , door de Scheidkun*
d e , dergelyk vlug Zout en Olie uit, als uit an*
-deren,
xv. f 1 5 ) Pisfebed, die ovaal is , met een. (lompe
A rm a i i l!» . , K r
steen-ris- onverdeelde o taart.
(cbed.
Dee-
( 15) Oniscus ovalis , Caudi obtufa integia. Faun. Suet.
4059»
D e e ze , die van degedagte eigenfehap,. om V.
A fbepf
haar L y f rond te maaken als een Pil o f Hag^l* l x x x i v .
kogeltje,' den bynaam heeft , wordt door de H o o f d -
Autheuren onderfcheiden. ,, Z y verfchilt vanSTUK*
„ de voorgaande, (zeg t Ray , die haar de groo-
„ te Loodkleurige n o e m t 1. doordien zy
„ wat grooter i s ; 2. de Stadrt niet gefpleeten
„ o f Vorkagtig heeft: 3. datzy zig rond maakt,
„ ronder zynde en bultiger van L y f: 4. door-
, dien de Kleur uit den blaauwem zwartagtig
is. Z y is langer dan een half Duim, en heeft
i , het L y f in veertien Ringen verdeeld, tel-
„ lende daar onder den Kop, als een fmaller
„ en kleiner Ring zynde, op wiens zyden de
Oogen ftaan” , enz.
Niet onwaarfchynlyk zal ’er eenig verfchil
zyö in de Kleur, naar de byzondere Gewesten.
Die men omftreeks Parys vondt waren zwart,
met een weinig wit aan den rand der Ringen,
even als die , welke aan L ixnzeus , op de
Gothlandfche Weiden , voorkwamen ; doch
deeze hadden, bovendien, een witte Vlak onder
de agterftè D y ën , aan ieder Infnyding. Hy
verzekert, dat het getal der Ringen van het
L y f , ' buiten Kop en Staart, niet meer dan tien
en het getal der Pooten meer dan veertien z y ,
in deeze Soort, wier woonplaats onder Steenen
1059 It. GotbL 293/ SCOP. Cartt. 1144- Afellus lividus»
R aj. In/, 42. Oniscfe, I. GEOFER. Paris. 670.
L D e e l . x i i i . S t u k , I i 4