A fd eel .
X.XXXII.
HOOFDSTUK.
S o ld a a t .
Spieren famenloopen zo u d en , wat la a g e r , doch
h y vertoont geen van deeze Spieren, en dewyl
h y v e r z e k e r t , d a t , d e z e lv en maaken, dac de
K r e e f t f la k , le e v e n d e , nooit uit haafe Schaal
k om t; waar v a n , uit ge loofwa ardige g e tu ig e nis
fen , het tegendeel b ly k t (*) , z o moeten
w y v a s tfte llen , dat h y in deezen bedroogen is
g ewees t.
W y zullen hier van nader v e rzek e rd z y n ;
als w y , in de eerste p la a t s , a g tg e e v en , dat de
H o o ren t je s , welken de Kreeftflak b ew o o n t , Jt
z y dan N e r ie te n , W u lk en o f anderen, zek e r -
ly k de Wooningen z y n van andere Schaaldieren.
T e n anderen, dat z e nooit gevonden w o r d
e n , dan in H o o ren tje s , welk e reeds dood z y n ,
g e ly k men ’ t n o em t; o f blyken g e e v e n , dat het
natuurlyke D ie r ’er in geftorven is : zy n d e d e z
e lv en ook dikwils mèt een harde ru ig te , o f met
de Huisjes van an d e reZ e e fch ep ze len , W o rm huisjes
o f Z e etu lpjes begroeid. E n , e in d e ly k ,
w e lk een g ro o te menigte men niec van de e ze
K reeftflak ken aan onze Stranden zo u moeten
aantreffen , indien a lle zodanige Hoorentje s
van d erge lyke K r e e ft je s bewoond werden.
V o e g hier b y , hoe Sw am m e r d am z e l f erkent;
dat ecnigen van z yn e Kr'eeftflakken , le v e n d
i g , uit de Hoorentjes gefchooten w a ren ; ’ t
w e lk immers vo lftrek t m et z y n G evoelen
van
- (*) Zte BASTEKS , Natuurkundige Uitfpamingen , I, D.
bladz. 87.
van de vaste aanhechting deezer D ie ren aan V.
den H o o rn , geheel ftryd ig is ( * > Anderen lx x x iu '
fch ry v en ’er nog meer Eigenfchappen aan toe , Hoofd-
die het ge zegd e b e v e s tig en , g e ly k w y dit n a - ^ £ f>
der zien zullen in de volgende Soort.
Dok tor Scopoli g e tu ig t , dat de Soldaaten,
met gladde S ch aa ren , aan de Adriatifche Z e e
dikwils voorkomen in zek ere H o o re n s , die naar
Pieramieden o f T o l l e n , en T rom m e lfch ro e ven
ge lyken ( 'f ) . ,, D e r z e lv e r Schaal w ord t van
„ de Kluizen aar, z e g t h y , o v e r to o g en met
, , een d ro o g , Spongieus, bruinrood V le e s c h ,
, , ’ t w e lk on bederflyk is , dn , d e z e lv e op
, , z y d e doorboord h ebb en de, woont het D ie r
, , *er in , met de Staart a ltoos binnenwaards en
„ den K op buitenwaards geftrekt. H e t h e e ft
„ een glad , rolrondagtig B ors tftuk , dat van
, , agteren w a t breeder is , onder het midden
met een b o o g sw y z e neergedrukte Streep ,
„ boven w e lk e de S c h a a l, inzonderheid van?
, , vo o r en en op z y d e , z ig g e ftip p e ld v e rto on t. 0
„ Beneden die Streep z yn de zyd en van het
„ Borstftuk rimpelig. H e t is van vooren ge -
„ knot en d rie tan d ig , met den m iddelften T a n d
„ g r o o t s t ,
(*) Dlr laatfle , dat zy ’et levendig , en van zelf, uitge-
fchooten waren, vindt men in ’t I. Dee l, van den Iiybel der
Natuur , bladz. 196, boven aan; en het voorgaande in de
Verklaaring der Afbeeldingen , II. Deel : alwaar gezegd wordr,
dat de Spieren het Lighaam zo vast aan de Schaal hechten»
dat het Dier die Wooning nooit kan verlaaten.
( f j In Trocho Muricato Sc Turbonibus turritis apud nos fie.
quens in Adriatico Mari. Entem. Camiol. p. 408.
I. Deel- XIII. Stuk.