V .
A fdeel
Lxxxri.
Hoofdstuk.
Xwaadaar
eigheid.
t e , w e lk e z y b y 't Oor beet kre eg, en 20 hoog
o p lig t t e , dat d e z e lv e al van den Grond a f was*
eer men haar te hulp kon k om en ; moetende toen
d e Schaar aan Hukken geflagen w o rd en , om de
G e it te verlosfen. D i t is te v e rw o n d e r lyk e r ,
aangezien de A a ien raad weeten om de Krab ben
te o v e rm e e s te ren : z y flingeren z ig om der-
z e lv e r Schaaren , en beletten haar d u s , van
d e z e lv en gebruik te m a ak en : te rw y l z y , inmiddels
, de Krab uitzuigen Op d e rge lyk e
manier wordt dit z o flerk geharnaste en g e wapende
D i e r , aan de o o g fch yn ly k geheel
w e e r lo o z e Z e e -K a t t e n en Polypusfen dikwils
ten prooy . Anderszins, g e tu igt P l in iu s , z y n
de Krabben lang van Leven .
Aangezien fotnmigen van de e ze D ie r e n ,f le rk
geplaagd o f getergd wordende door z e onder
de Staart te kittelen , dat z y , z o het fch yn t
n ie t kunnen verdraagen ; to t de kwaadaartig-
heid komen , van z ig z e l f een doodelyke neep
t e g e e v e n ( * ) ; zo is het niet te verwonderen,
d a t z y het ook elkander doen , en hierom hebben
de Krabbenvangers, wanneer z y ’er eeni.
gen in een Z ak willen draagen , de vo o rz ig tig -
h e id , van dezelven eerst de Schaaren te binden.
H e t is z o n d e r lin g , dat z y dikwils z ig
z e l f een P o o t a fb y t e n , ’ t welk onfeilbaar ge -
fchieden m o e t , wanneer die tusfchen een Schaar
r a a k t; d o c h z y hebben wederom dit v o o r d e e l ,
d a t
(*) RumPH. Amhoinfc&t Rariteitkmer. p. 7,
dat de afgekneepen o f afgebroken Pooten Wè*^ v *
de r aangroei jen, o f vernieuwd worden, gelyk lxxxu.
wv dit nader in de Kreeften zullen befchou ^oorDi
3 STUK.
wen.
D e Z e e -K ra b b e n hebben gemeenlyk het L y f Gefta!t**
rond a gtig , in fotnmigen van vooren Homp , in
anderen fcherp uitloopende , in eenigen v ie r kant
o f hoekig. H e t is door een Ko r sta g tig
R u g g e -S c h ild b ed ek t, dat in fommigen effen
en glad is , in anderen met een menigte van
Knobbeltjes en Stekels o f D o o rn en , z o van b oven
en van v o o r e n , als op de z y d e b e z e t , ja
dikwils met Wormhuisjes en Z e e tu lp je s b e g
ro e id , in de leevende Krabben. D e Kleu r is
in de gemeen Hen b ram o f b le e k , doch in de O o s ten
Westindifchen d ikw ils , f ie r ly k , w i t , ge el o f
rood ; j a , in fommigen, het R u g g e Sqhild met
v e e k r le y Bloemagtige figuuren getekend. Van
vooren vertoonen aan h e tz e lv e z ig de O o g en , die
het Dier uit kan brengen en in de Hollen v e rb e r gen
, ook voor en a g te rw a a rd s , op z y d e , en
in alle manieren beweegen- H e t z y n ronde
O o g e n , op een Soort van V o e tje s geplaatst,
doch niettemin ger a reld o f met Facetten v o o r zien
, ge lyk die der infekten Z u lk s laat z ig
in een groote Z e e - K rab , die ik in Liqueur
heb , met het L y f zo groot als een V u i s t , z e lfs
met het bloote O o g belchouwen.
In deeze zyn die deeltjes , waar van Dok- neuirwea
te r Baster fpreekt ( * ) , dat de Krabben de d,seEekzei
Natuurk.. Uitfpann, II. Dcc!, blud/., 2$.
i. Deel, XUI. Stuk. V 3