1 2 $ B e s c H ä y v i n g v a n
V.
A fd eel ,
Lxxvm.
H oofdstuk.
* Fits de
la Pitrge
Herfst. I~> iUUU Cil,
Herfsiweever ( * ) aan , en meent dat die Draa»
den, welken men in de Herfst dqor de Lugt
ziet vliegen o f ook de Velden bedekken , het
werk van deeze Myten zyn en niet van
Spiniieköppen. Het Gemeen, 2ègt h y , noemt
dézelven Draaden van de Maagd * , dat is , zo
ik dénk, van de Lieve Vroiïzv. ’t Is buiten
twyfel dat gene, ’t welk men in Engeland
Cosfamer noemt, en fchadelyk voor het Vee
zóu z y n , maakende, inzonderheid, de Schaa*
pen o f Lammeren ongans. Dat woord wordt
van Gcsfypimi, ’t welk Katoen i s , afgeleid,
en gedagte Draaden, waarvan men geheels
dodjes kan verzamelen , zyn, inderdaad, Ka-
toenagtig ,, Men vindt, zegt h y , in de Herfst
, , dikwlls de Bast der Boómen, voornaame-
„ lyk aan den Noordzyde van dén Stam, be-
„ dekt met fyne Draadjes , die denzelven
3, glad en glinfterend maaken. Deeze Web-
, , ben, die van zulke kleine Infekten krie.
len en het werk derzelven zyn , worden
„ dikwils door den Wind in de Lugt weg-*
i , gevoerd, en men zietze in groote veelheid
, , nedervallen op de Velden en Tuinen. On-
„ der alle Myten is ’er geene, die Draaden
„ fpint, dan deeze” .
De ongerheene kleinheid van deeze Infekten
, die met het bloote Oog naauwlyks zigtbaar
(* ) Le tisfërand d’Automne, Hiß, fa Inf. env, Paris•
T sm , II. p. 626.
p E M y t e n .
baar z y n , kan gelegenheid hebben gegeven , V.
omze voor vliegende Spinnekopjes aan te zien; ge- lxxvuÏ '
lyk L i s t e r van de zodanigen, door hem waar* Hoofd-
genomen, aan Ray fchreef: beiïgtendedat h y sTUK‘
die Webben z e lfs , op een zeer hoogenTooren
zynde in ’t Graaffchap York, boven hem inde
Lugt had zien vliegen. Onder aan de Bladen
der Lindeboomen en aan die van andere Planten,
ziet men,, in de H e rfs t, dergelyk Spinzel
menigvuldig: het welk in de Winterhuizen tot
groot nadeel van de Planten flrekt, die’erfom-
tyds door verflikken en verflenzen, zegt L ih-
N/EUS.
( 1 5 ) M y t , die de zyden eenigemaate kwabbig, _ xv.
de vier agterjle Pooten zeer lang, de jcaasmyt*
Dy en en Kop Roestkleurig en het Agter-
lyf met Borjlelig Haair bezet heeft.
Iemand, die ooit de Kaasmyt, welke de ge-
woonfte en gemakkelyk te bekomen i s , meteen
Mikroskoop befchouwd, o f de afbeeldingen,
welken ’er van aan ’t licht gegeven zyn_, gezien
(15) Acarus lateribus fublobatis, Pedibus quatuor pofticis
longisfimis , Femoribus , Capiteque femigineis, Abdomina
Setofo. Faun, Suec, 1975.
Farins.
Bl an k . /»/Tab. x iv . fig-Ajs.
Lederm. Mier, 68.T. 33. f. 2.
Bon AN N. Mier. f. 112.
L eeuw. £/>;/?. 77, t . 370. f.9,10,
Rivin. Prur. 18. f. D-L.
E.N.C.Dec, 1 . Ann.iö. App.j/j,
I, d e e l . XIII. Stuk,
Scabiei»'
SCHENK. Oitf. 676,
BoNANN. Mier. fig. 113^ Allen. Comp, XI. 0, 8,
j AU. Anglic. N. 283.
Rivin. Prur. i8.f. A, E.
AH. Lip,f. löss. p. 319*
I