V.
A fdeel
LXXV.
H oofdstuk.
Geftake.
ontelbaare Gaanderyën, van dikte als een Schryf-
I Pen , Doolhofswyze doorboord. In de Bos-
fchen en op andere plaatfen, vindt men dik-
wils van deeze Klompen, die zo. groot en zwaar
z y n , dat een Man dezelven naauwlyks draa-
gen kan. Schoon men die aan Hukken hakt,
o f afrukt van de plaats daar zy op zaten, wy-
ken ’er doch deeze Mieren niet uit, maar werken
veeleer om de breuken weder toe te muu-
ren. Als men zodanig een Klomp heeft opgenomen,
en die bewaaren w il, om ze aan de
Hoenders te geeven , die* zeer gretig zyn naajr
deeze Infekten; zo legt men die Klomp op een
Plankje, Paal o f iets, dat midden i n ’t Water
Haat, en breekt ’er, van tyd tot tyd , brokken
a f , die men haar voorwerpt. Het is een plei-
zier te zien, hoe zy dezelven met Bek en Poo-
ten verbryzelen, en welk een moeite z y hebben
, om dit Gedierte te noodzaaken voor den
dag te komen, dat z y ze kunnen op pikken.
Eenden en ander Gevogelte wordt daarmede
vet gemaakt.
Z y gelyken, in Gehalte, naar de. gewoone
Mieren, maar hebben een geelagtige o f vuilwitte
Kleur en een affchuwelyke Reuk. , , De
t, eene (misfchien het W y fje ) heeft het L y f
, , van grootte als onze gewoone Houtluisjes
„ ( * ) j den Kop Hoornagtig, glad, eenigermaa-
„ te langwerpig vierkant, en geel: de Sprie-
3> ten
Corpus magnitudine Termitispulfatorii. Ibidem.
,, ten naauwlyks langer dan het Borstftuk: de V.
Kaaken o f Nypers, Hoornagtig, g la d ,^ ^ ^ L'
, , zwart, Els vormig, een weinig krom, uit-Hoofd -
„ Heekende, zolang als de Sprieten : hét Ag- STUK*
, , terlyflangwerpig, eenigermaate Cylindrisch,
, , witagtig: volgens Kapitein Ekenberg. De
,, andérë (in Sexe'verfehillende volgens R olan-
„ der) is in geftalte en grootte aan deeze ge-
„ l y k , maar heeft die ui tfteekende Nypers
„• niet: de Kop' is ook wel geel doch rondag-
„ tig , met zeer korte Kaaken: de Sprieten
;, Draadswys, half zo lang als ’t Lighaam :
,, het Agterlyf Eyrond en witagtig,- volgens
„ den eerstgenoemden” (* ) .
(2 ) Houtluis , die het Agterlyf langwerpig,
den Bek rood heeft en de Oogen geel. ruim.
OmHandig heb ik reeds, in een voorigStukfLhe‘
van dit Werk f , verhaald, dat de naam van^ix.STUK
Klopper .verkeerdelyk gegeven' z y aan deeze z‘ 294‘
.kleine Infekten, en houd zulks nog Haande ,
offchoon onze Ridder, op hét berigt van den
Heer
(*) Mén ziet hier, welke zorgvuldigheid LiNNffius ge.
bxujkt, in de beichryving van Dieren , die hy niet gezien
heeft.
(2) Termes Abdomine oblongo, Ore rubro, Ocnlis luteis.
Faun. Suec, Ed. II. 3937. SCOP. Carniil. 1032. DKRH, TheoU
119. BKADL. Nat. T. 27. f. 3. RAJ. Inf. 8,Fhil Trans. N.270. p. 231. & N. 291. p. 1586. 8c N. 245. p. 376. Roland. AS.
Stockb. 1754. p. 152. SULTz. Inf T. 22. f, 144. GEOFFR.
Far. II. p. <5oi, Pedicixlns 12. Schasff. Elem, T, x*6.
i. Deel XIII. Stuk* C 5