V. alsdan bruiner en een weinig Haairig zynde,
A fd e e l . v in d t
LX'XV.
H oofd- • '' " .
stu k . (3 ) Houtluis, met het Agterlyf Eyrond , den
Fatidkum, bleek., de O ogen bruin. 5
Gioote. ,
In de Zuidelyke deelen van Europa fchynt
deeze Soort, die de voorgaande alleenlyk in
grootte overtreft, als eens zo lang zynde ,
voornaamelyk gevonden te worden : zy is , door
den Heer L innAlus, eerst waargenomen in een
Verzameling van drooge Kruiden, welken aan
zyn Ed .. door den Heer LoEFLiNG,uit Spanje*
overgezonden waren. Indien, evenwel, deeze
Luisjes aangroeijen, gelyk men vast mag
Hellen, zo zouden die andere'Kenmerken ook
wel noodig z y n , om een befluit op te maa-
ken, noopens het weezentlyk verfchil van deeze
Soorten.
De Latynfche bynaam, die byna overeenkomt
met de bygeloovige uitdrukking van Dood-Uur}
Dood-Kraaijer en dergelyken, welke men, waar-
fchynlykin Lapland,aangaande hetgedagte T ik ken
gebruikt, fchynt voornaamelyk wegens de
Grootte aan deeze laatfte Soort gegeeven te
z y n : doch ik vind hetzelve daarvan al zo weinig
, als van de gewoone Papier-Luisjes , be-
weezen. Derham fcheen het wel begreepen
te hebben, volgens de aanmerking van Ro-
LAN-
(3) Ter mes Abdomine ovato, ©re pallido , Oculis fiilèis.
Faun. Suee. Ed. II, 1938. BRISCH. In/. XI. p. a. T. 10.
l a n d e r , dat een deel van deeze Diertjes Vleu-
gelen kreegen, en deeze laatfte Autheur zegt l x x v !
z e lf dat zy fpringen. Geen van beiden nu, is H oofd-
immers op die Luisjes toepasfelyk, aan welker
geheele L y f , zo Roesel aanmerkt ( f ) , niets
gevonden w o rd t, dat hard genoeg o f bekwaam
i s , om zulk een fterk Geluid te verwekken ,
en die men met een Haair-Penfeel ligt dood
kan drukken. Hy hadt altoos, dit Tikken hoo-
rendé, en naar hetzelve onderzoekende, een
Wormpje in ’ t Hout gevonden, dat eigentlyk
het Masker was van een Torretje, die een harden
Kop hebben, bekwaam om Hout te knaa-
gen en derhalve ook om een dergelyk Geluid
te veroirzaaken. ’ t Z y nu dit Tikken door een
T o r re tje , Wormpje o f Luisje, voortgebragt
worde, het blyft zeker, dat de naam van Ter-
mes Fatidicum even zo belachelyk z y , als die
van Dood-Uur o f Doodkraaijer; en die van
Aard- o f Wand-Smit op deeze Luisjes geheel
niet toepasfelyk.
3 Ik heb nagezien, wat Derham , in de Verhandelingen
der Koninglyke Sociëteit van Londen
, op de door onzen Autheur aangehaalde
plaatfen, van den Doodwagter zegt. Hy getuigt,
deeze Luisjes nooit te hebben zien kloppen,
dan in en by Papier, doende zulks door
uitzetting van het L y f en niet met iden Kop.
Ligt
( t ) Voorbericht van de tweede Klasfe der Aard-Torren in
*t II. Deel.
I ai. Deel. x ii i . Stuk.