V .
JLfdeel, L.XXXI1.
H oofdstuk.
ly k e zo rg v u ld ig h e d en , om d é z e lv en teke^•
, , n en , g e b ru ik ten , als g y t e n o p z ig tv a n d e e -
” , z e gebruikt hebt. D e houding van zyn e tw e e
” H o o rn en , als men het op z y d e z i e t , ge eft
” aan den K o p eenigermaate de gedaante van
” die van een Z e e - Koe % dit h e e ft m y aan dee-
” , z e M e k t e n den naam doen gceven van W a -
, , terkoeitjes f f^acbettes Acjuatiqitës') , fchoon
„ d e rze lve r Hoornen uit een gehee l andere
, , plaats vo o r tk om en , dan die tw e e lange [T a n *
„ den] der Z e e - K o e ijen ,
L in n a u s h a d t , al vo o r dien t y d , in z y n e
b e fch ry v in g der Sweedfche D ie r e n , w e lk e in
’ t Jaar 1746 te Stokholm uitgegeven is , op ; t
end gew a g gemaakt van een d e rge lyk ater*
d ie r t je , dat men gevonden hadt in hetfta an g e -
b le ev en W a t e r , in de holen en Klov en van S teen-
ro tfen en B e rg en ; noemende h e tz e lv e een ïVa*
t8r . Masker, met een glinflerend b o lle t je , hoogro
od van K leu r z y n d e , aan de N a v e l, en een g e vo
rk te Staart ( * ) ; tw y fe len d e o f het niet het
Masker ware , waar uit z e k é r S o o it van HaFtje
v o o r tkw am , dat zw a r t was met de onderfte
W ie k e n w i t , in Smaland aan zekere R iv ie r g e meen.
V an d e rge lyk een d en kb e e ld , als oF dit
W a te rd ie r t je het Masker van zekere Soort van
HaFt w a r e , fch yn t onze Ridder nog te z y n ;
fchoon de Pastoor hem de redenen g e fchre even
/#) Larva Aquatica , globulo coccineo nitente utnbilicali,
Cauda bifida. Faun. Saté* Ed. I. p. 333, N, i 357.
Ven h a d t , waarom h y dit niet w a a r fch yn lyk V. oord, eel,d, e. Alxfxdxeeiil. .
N a de b e fch ry ving der G e h a l t e , die men Hoofd-
door het inzien der A f beddingen best b egrypen ’^ w e n kan
, fpreekt de Heer S c h a f e e r van eenige b y - ioot.
zonderheden, dee ze Kieuwenp ooten betreffende
, welken h y dus genoemd h e e f t , om dat z y
geen P ö o te n , maar in plaats van d ien , u itw en d
ig, een ry van Kieuwen hebben, die v o o r Zw em -
pooten fehynen te verftrekken. Z y onthouden
z i g , z e g t h y , in Staande W a te r e n , doch haare
V o o r tte e lin g fch y n t niet ja a r ly k s , nog op alle
plaatfen , te gefchieden. In een Regeriagtige
Z ome r vond t hy z e o v e r v lo e d ig , in de Maanden
Augustus en September , van zodanige
g r o o t te , als z y door hem z y n afgebéèld , naa-
melyk ongevaar een Duim lang. H y v e rb e e ld t
z ig duidelyk een v e r fch il van Sexe in de ze l-
v e n , en aan het W y f j e een E ije r za k je waargg^
nomen te h eb b en ; waar d o o r , volgens hem, het
denkbeeld geheel v e rv a llen z o u , dat het M a s kers
w aren van vliegende M e k te n .
, H e t g e e f t (d u s fpreekt de P a s to o r ) een
„ ongemeen fraai je V e r to o n in g , wanneer men
i , dee ze roodagtige D ie r t je s , inzonderheid
i, de W y f j e s , met haare H emelschblaauwe Zak-
„ jes aan het L y f , b y duizenden z ie t . Z y
j , zwemmen altoos op de Rug ; z o d a td eK ie u -
? , wen aan den Buik om hoo g Haan: z y beweegen
de S ta a r t, g e ly k de V isfch en , en ,
j , te rw y l z y met d e n z e lv e n , linksen r e g t s , om
I. DEïd.. XIII. STUK, F f 2 3i