V.
Afdeel
lxxxiii.
Hoofdstuk.
Ge takt?»
Het Oog.
Baker fpreekt, daar aan niet waargenomen
heeft. Hy merkt op , dat de Watervjooijen
dikwiis een end dag*- van kwyt raaken; hoewel
men uit het overblyvende Stompje genoegzaam
zien kan, dat zy een Staart gehad hebben ; zp
dat zy altoos onderfcheiden blyven van eet? andere
Soort zonder Staart, door hem ontdekt,
„ Aan den Kop vertoont z i g , zeer blyk-
baar, een zwarte Stip, die de eerste aanlei-
„ ding gegeven heeft tot den naam van Een •
., Oogen. Door fterke vergrooting wordt men
„ gewaar , dat deeze Stip beftaat uit een me*
„ nigte van kleine rondagdge Oogjes, wam van
de binnenlle altoos zwart zyn en doorfchy-
* nende, de buitenfte, aan den om trek, wit, he}.-
, der en zo dooffchynende als Waterdruppeltjes.
Ieder Oogje heeft zyn byzondere Ge-
„ zigf.zenuw., die in een algemeenen Tregter-
,» agtigen Bondol famenloopen en zig van on-
■ déren in een Pont vereenigeo. Langs deezen
„ Bondel le g t, terregter en flinker zyde, een
, , zeer zigtbaar Spiertje, door middel van het
welke het Infekt zyn Oog, nu naar de r,eg.-
, , ter dan naar de flinkerzyde , fterk neder-
, waards trekken , en byna geheel omkeeren
„ kan. Zo is dat Oog dan ook in geduurige be-
weeging, ’t welk myns bedunkens, zegt dc
Pastoor, onder anderen pok van het onpp*
houdelyk op- en nederflaan der Armen voort-
,* komt, als onder welker begin en inwrichting
, de algemeene Bpndel van Gezigtzgnuwen
„ verdwynt.” ^
Ik weet w e l, dat Swammerdam , Baker, v .
„ en anderen met hun, niet willen gelooven, Ag?»*-
„ dat dit famengeftelde Oog enkel z y ; houden-Hoofd;
, , de voor zeker, dat het Diertje tweebyzon- stuk.
j , dere groote Oogen heeft, die zo digt aan
„ elkander zyn gekleefd, dat z y zig als een en-
, , keld Oog vertoonen. Doch ik ben door te
„ veeleWaarneemingen van het tegendeel over-
, , tuigd, en men kan zig ook daar van verze-
„ keren, wanneer men agt wil geeven op zo-
,, danige die eerst uit het E y gekomen zyn,
, , Aan deezen is ’ t baarblykelyk, dat zy maar_
, , een enkeld te famen gefteld Oog hebben,
„ en , dat zy derhalve van den Heer Linnjeus
„ te regt E e n - Oogen worden genoemd.
„ Onder dit famengeftelde Oog vertoont zig
■ ,, altoos, in de Watervlooij en, een klein zwart
„ Vlakje, dat in eenigen rondagtig, in ande-
„ ren hoekig is en in fommigen als uit drie Stip-
„ pen fchynt te beftaan. Zouden deeze , die
„ zo wel aan de eene zyde van den Kop als aan
„ de andere gezien worden, ook overeenkoms-
, , tig zyn met de kleine gladde Oogjes van ee-
„ nige Land - Infekten ? ’t Is zeker dat men in
, , de Kieuwenpooten dergelyken waarneemt.
„ Ik heb nog niet kunnen onderfcheiden , o f
a, deeze Vlakjes dubbeld dan enkeld zyn” .
Van den Darm , die door het Infekt heen
loopt, als ook van het H a r t, welks Klopping
men zeer duidelyk door het Mikroskoop kan
I* diel. xiii. stuk, waar