Afdkel gens efen teSenftrytiiSe Natuurwee, o f in het
LXXX.' Borstftuk oirfprong hebben, o f door den naau-'
Hoofd- wen Hals, die het aan ’t Agterlyf verbindt,
STm zouden moeten heen loopen Inmiddels heb ik
in een andere ruige Indifche Spinnekop, die
het Agterlyf een Duim lang en drie vierde
Duims dik heeft, en de langte van het gehee-
le L y f over de twee Duimen, dat Spleetje
van onderen, by den Hals , aan ’t Agterlyf
zeer zigtbaar en aanmerkelyk groot gezien.
Deze heeft, aan de Armen, de gezegde Werktuigen
niet, en is , zo ik onderlid, een W y f-
je , daar ik ook geen Spleetjes in de Tanden
waarneem. Zouden de Mannetjes ,- als dit
Spleetje tot uitlaating van Vergift dient, Ook
kwaadaartiger dan de Wyfjes zyn. Doch dit
alles diende men , op een menigte van West-
indifche Bosch - Spinnekoppen , naauwkeurig
waar te neemen.
Het is zeker , dat de Oogen , van deeze
groote Spinnen , in een tropje op den Kop
Haan, en omtrent derzelver getal moet men
zekerlyk Vrouw Merian gelooven , die niet
zegt dat ’er zes ( * ) , maar dat ’er agt z yn ,
waar van twee opwaards zien , * twee neder-
waards en twee naar ieder zyde. Het doet
weinig ter zaake, dat Seba voorgeeft, maar
twee
( * ) Mad. Mf.r ia n pretend, que cette efpece d’Araignee
a Gx Yeux. h ic i , des Animaux. Paris. 1759. Tom. I. pag.
160. Doch ik ontdek langs hoe meer, dat ’er ontelbaars fouten
In dat Werk zyn: men kan ’er wen, in ’f geheel niet op vertroutwee
Oogen daar in te hebben kunnen vin- V. 0 , , . . . . . Afdeel. den: want de anderen, die kleiner z y n , ver"LXXX.
toonen zig zo duidelyk niet , in de doode Hoofd-
Spinnekoppen van deezen a a r t, om dat z y STUK‘
zig onder ’t Haair verbergen. Evenwel heb
ik ’er één in Liqueur , waar in de zes Oogen,
vier op een ry , en twee daar onder
naar den Bek to e , zeer duidelyk en Barn-
fteenagtig geel zig vertoonen. Dit is een
geheel andere plaatzing als de Heer G r o n o -
vius opge eft, en ik vind ook niet dat de
grootilen vierkant zyn. Deeze Spinnen maa-
ken geen lange Draaden zegt Haar Ed. en
fchynt daar mede te hebben willen zeggen,
dat zy geen Webben maaken, o f zulke lange
Draaden niet als onze Tuinfpinnen: want
z y laaten zig ook by een Draad neder, om
van de eene plaats naar de andere te ko-
med. Haar gewoone Voedzel zyn die groote
Surinaamfche Bosch - Mieren, waarvan ’er
een door ons is afgebeeld * , o f ook andere * zie het
, , . • xt i » 1 XII. STUK«
infekten 3 zelfs van die kleine Vogeltjes, wel-biadz. 373-
ke menKolibrietjes ofHonigzuigertjes noemt,
derzelver Bloed o f ook de Jongen en Eytjes
uitzuigende, wanneer z y flegts daar by kunnen
komen. Dat z y Venynig zouden zyn o f
fchadelyk voor den Menfch , door byten o f
fteeken, gelyk N ie ü h o f f van dergelyke Spinnekoppen
verzekert, wordt door haar E d . niet
gemeld.
CsO