V. men, onder welken een Geele, met eenlang-
Atdeel. w erpig L y f , de grootfte was» Volgens zyne
Hoofd Afbeelding geleek dezelve wel naar die groote
stuk. Oostindifche Spinnekoppen, by Seba afge-
beeld ( * ) . Een bruine, die het Agterlyf
fchuins geftreept hadt, hééft hem voornaame-
lyk de gedagte eigenfchappen der Jongen, in
de voorgemelde Muisvaale befchreeven, doen
ontdekken. H y meent, dat z y de Draaden
uitfchieten, waar van hy een ongelooflyke menigte
op de Velden van Kambridge, in het midden
van O k to b e r a ls de Saffraan wordt ingezameld,
by zeer helder W e e r , in de Lugthadt
zien zweeven. Wanneer men haar het Eijer-
zakje tragt van ’t L y f te trekken, mids men
het niet breeke; blyft hetzelve aan een Draad
zitten, die zig tot een verwonderlyke langte
uitrekken laat, en, als men het Zakje los geeft,
door de Moer aanftonds weder ingepalmd wordt.
Zulke bekwaamheden heeft de Natuur de Schepzelen
tot bevordering van haar beftaan en voort-
teeling, elk naar zynen aart, ingefchapen! De
vierde Soort, die hy de eerfte plaatst, is een
zwarte Wolffpin, welke ook haare Jongen op
de Rug draagt, en waaromtrent hy als een der
Geheimen van Doktor Rawley , uit de aantekeningen
van zynen Overgrootvader Doktor
L i s t e r , bybreugt, dat het gedestilleerde W a ter
(*) IV. DE El» Pl. XCIX. Fig, 9 - ia.
ter van zwarte Spinnekoppen een zeer goed V.
Heelmiddel voor de Wonden zy. LXXJL*
H oofb- (4 1 ) Spinnekop , die het Jgterlyf langwerjng stuk.
gewolkt beeft, met witte Zydjlreepen. p ^ j'r;s.
Meiripin.
Dewyl Lister , onder zyne Wolffpinnen,
die altemaal Zakdraagendezyn, in geene Soort
gewag maakt'van het Borstfluk, wéderzyds en
in ’tmidden, met ee:n wit Streepje getekend te
hebben; zó wist Linnaïus niet, tot welke Soort
van de gemelde vier, hy deeze zwarte, die in
de uitgedroogde Meiren o f Moerasfen van
Sweeden gemeen is , t’huis zou brengen.
(4a) Spinnekop, die ‘het jgterlyf langwerpig XLII
en groen - geel, met witte , Zydftreepen^'f0™*- r . ....... 1 Groenagti- beeft. • ....... • ge.
Dergelyke witte Zydftreepen heeft een Tuino
f Aardfpin., welke van F risch onder de Springers
betrpkken wordt, om dat z y een Vlieg,
die hy by haar in het Glas wierp , met een
Sprong bemagtigde. Hy noemtze ook de Kolven
-Spin, wegens de figuur van haare Armen,
die zy , dorffig zynde , met het dikke ^ n d
in ’t Water doopt, en dan het Vogt dus, daar
mede, aan den Bek brengt, waar in de gevangen
(41) Aranea Abdomine oblongo nebulofb, lineis latcralibus
albis.1 Faun, Succ. 2023.
f42) Attanea Abdomine oblongo fiaro - viridi , lineis laterïlibus
albis. Faun. Suec. 2022. JoNST. lnf, T. 18. f, 42.
I. Deel, xill. Stuk. R §