y .
Afdeel»
LXX1V.
Hoofdstuk.
men deeze laatfte Soort,in de Aarde,waargenomen
( * ) .
L X X V . H O O F D S T U K .
Befchryvmg van 't Geflagt der H outluizen,
zo van de Indïén als van ons IVereldsdeel.
Naam * 7 eer gevoea^y^ % de benaaming van Hout-
J - * luizen voor een Geflagt van Infekten,
dat onder zig de genen b e v a t , 'die gemeen-
jv k . in ons Land, Houtluisjes getyteld worden.
Wat den Latynfchen o f Griekfchen Ge-
flagtnaam, Termes, aangaat, dien men thans
hier, op deeze Infekten, toegepast vindt; dezelve
is zo oneigen niet, als men wel zou denken,
en met weinig verfcbü, weleer, voor der-
gelyke Diertjes gebruikt geweest ( f ) : zonder
dat men , aangaande deszelfs afleiding, toe-
vlugt behoeft te neemen tot eenig Bygeloof
lW ,
Eigen. Deeze Infekten fchynen zeer droog van aart
fchappen. te Zy n . ten minfte vindt ménze doorgaans op
drooge plaatfen en het is niet dan droog Voedzel
dat
Faun. Tridrichsiatina. p. 89.
( f ) Poftes Tarmes fecat. Plautus. A Tarmlte vitiari.
VlTRUV.
(1 ) Tcrnaes, a termino Vitae vel terminando Vitam : ut
Termes pulfatoiium, quali fatale vel fatidicutn.
dat zy gebruiken. De Europifche worden, dik-
wils , in Doozen en Laadjes met gedroogde In- LXx V . ’
fekten gevonden; waar z y , indien menze be- Hoofd-
gaan laat, fterk voortteelen. De Oost- en STUK‘
Westindifche maaken ongelyk grooter verwoesting;
’tgenewy aanftonds zullen zien.
Behalve zes Pooten E,te hebben , gelyk de Kenmet-
voorgaanden en gelyk de gewoone Luizen ,
benevens twee Oogen; zo beftaat het byzon-
der Kenmerk van dit Geflagt in twee Kaaken
o f Nypers, die in fommigen vry groot z y n ,
en zo lang als de Sprieten , welke zy Borftel-
agtig hebben. Het z y n , gelyk de voorigen,
zeer kleine Diertjes.
Men heeft drie Soorten van deeze Houtlui- soorten,
zen waargenomen, waar van twee in ons We -
reldsdeel, de andere in de heete Landen gemeen
zyn ; als volgt.
( 1 ) Houtluis, die geel ü f en waarvan de eene L
de Nypers zo lang heeft als de Sprieten. J'™ "
j T Indiiche,
Deeze Infekten zyn het, die men m de In-
diën Houtluizen o f witte Mieren heet, en van
welker vernielende aart alle Reisbefchryvers
weeten te fpreeken. De Heer A danson voqdt
op f t Eiland Goeree, aan de Kust van Senegal,
zeker klein Ongedierte, dat men aldaar
Va.&mme noemde, en door het welke een Hut
ö ü van
(1) Termes luteum: alterlus Maxillis longitudine Antenna-
tutu» Syft* X m
I. DEEL. XIII. STUK. C 3