V.
Afdeel.
lxxxiv. Hoofdstuk.
Kenmerken.
Soorten.
I.
Afilus.
Zee-
Bienw.
Gemeener is die van P isse bed den , welke van
haare eigenfchappen in de Geneeskunde moet
afgeleid worden. De naam van Millepeda ^ by
welken z y nogthans in de Winkelen bekend zyn,
he e ft, om dat het getal van haare Pooten op
ver naa geen honderd, ’k laat Haan duizend
is , de allerminfte eigenfchap.
De Kenmerken, die tot onderfcheiding van
deeze Infekten dienen , zyn eenvoudig. Z y
hebben een langwerpig rond o f ovaal Lighaam:
de Sprieten zyn Borstelagtig en het getal der
Pooten veertien.
In dit Geflagt zyn vyftien Soorten befchree-
ven , waar van de meesten zig in de Zee onthouden.
( 1 ) Pisfebed, die het L y f van onderen met twee
Blaadjes bedekt heeft en de Staart half
ovaal.
R o n d e l e t iu s maakt gewag van een Zeediertje
, dat uit overeenkomst met de Bremfen,
door welken de Paarden en Runders zo geweldig
geplaagd worden, den naam voert van Afi-
lus m a r in u s o f Zee - Brems. Deeze overeenkomst
, zegt h y , beftaat niet in de gedaante,
noch 1
(1) Oniscus Abdomine foliis duobus obte&o , Semi-ovaK.
M u f . A i. Frid. I. p. 88. Faun. Suec. l o s 2 . S y j l. Nat. X.
Gen. 241. XII. Gen. 272. G r o n . Zotph. 997* Afilus fivéOes-
trum. Bf.l l , Aquat. 443. Pediculus marinus. Rond. Pise.
S7ó.
noch in ’t geluid, maar in eendergelyke eigen- V.
fchap. De Tonynen, Dolphynen en Zwaard- LXXXI
visfchen * naameiyk, worden zo geweldig van H oofd-
dit Diertje aangerand o f geftoken , dat deeze
Visfchen fomwylen uit de Zee in ’t Schip o f
op den Oever fpringen.
Het is een klein Diertje , dat door Aristo*
TEl e s befchreeven wordt, als de gedaante wel
van een Scorpioen,- doch de grootte flegtsvan
een Spinnekop hebbende. In plaats van Bek
hadt het een Buisje, dat lang was naar het L y f
te rekenen, en wederzyds twee Armen, die zig
naar den Bek boogen; dan volgde het A gterlyf
met Infnydingen, waar zes Pooten aan gehecht
•waren; twee aan ’t end dikst en langst; de twee
volgende op zyde kleiner, en de twee voorlyk-
ften allerkleinst. Gelyk de Polypen met haare
Napjes, zo kleefde dit Diertje, met zyn B ek,
aan het zagtfte en vetfte deel der Visfchen,
onder de Vinnen, zo vast, dat men bet ’er niet
zonder, breeken kon aftrekken, en het zoog er
zo lang Bloed u i t , gelykerwys de Bloedzuigers
, tot dat het door volgezoopenheid afviel
en fticrf.
De Heer G r o n o v iu s tot deeze Soort een
Diertje betrekkende, dat in de Noordzee gevonden
, en hem door den Heer P e n n a n t gefchon-
ken was; merkt aan, ,, dat hetzelve den Kop
,, klein, driehoekig, met een ronde tip , van ^
,, boven verheven rond; de Sprieten Elsvor*
, , mig , m e t L e e d je s , w ed e rzyd s tw e e ,e n w e il
deel . xiii. stuk. H h 2 nig