V.
A fdeel.
lxx xii.
H oofdstuk.
lvi.
L a i r o .
Retnskrab.
«^58 B E S C S H Y V I N G V A N
m id d e lfla g , dat men naauwlyks tot de Krabben
betrekken k an , naauwlyks to t de K re e ften . Ik
g e e f ’er derhalven, a lzo z y in ’ t midden geplaatst
zyn , dennaamvanKREEFT-KRABBEN aan;
want z y hebben iets van beiden D ew y l de
m e e s ten , tot befchuttinge van haar w e ek L ig -
haarn, de ledige Hoorens van Schaaldieren gaan
b ew o o n en , (d e sw e g e n j n ’ t E n g e lsch'Wronghein
genoemd w o rd en d e ,) z o h e e ft L in na su s ’ e r , in
dee ze Verde eling van dit G e f la g t , den naam
van Cancri Parojitici, (dat men Schuifelaars zou
kunnen v e r ta a le n ,) aan gegeven , en te lt daar
van zes Soorten o p , die hier agte r elkander
v o lg en .
(5 6 ) K r e e f t -K r a b , die bet Rugfchild door
Naaden in vieren verdeeld, de Staart een•
vbudïg en van onderen Buikig heeft.
In ’ t L a tyn noemt men deeze Cancer crumena-
tm, dat is Beurskrab, volgens R um ph iu s , w e gens
den grooten Z a k , dien z y onder de Staart
h e e ft . Men moet haar w e l onderfcheiden van
d e g ro o te o fg ew o o n eZ e e -K r a b b en , die de punten
der Schaaren zw a r t h eb b en ; w e lk e , w e gens
de dikte van haar L ig h a am , door de D u it-
Ichers Tafchenkrebfe , dat o o k z o ve el byna
als
(56) Cancer fubmacrourus , Thor ace futuris qnadrifido,
Caudd 'fimplici fubtus ventrlcofa, Syjl. Nat, XII, Cancer
«rujnenatus, B.umph,_Amb, Tab. IV. Fig. H , I. Bourfiteg.
ÏLOCHEF. Antill. I, C. 2.1. SBB. Kab. III. T, XXI. f. 1 , z.
als Beurskrabben b e te k e n t, doch in Sweeden V .
èn N o o rw eg en gemeenlyk maar Krabba , dat is f ™ 1 '
Krab ben , genoemd worden. H oofd-
D e gedagte Beurskrab komt niet v o o r , dan in
de In diën , alwaar z y z ig in gaten en k lo v en
der Rotfen o v e r dag v e r fc h u ilt , komende nooit
in ’ t W a te r . D e s n a g ts , en meest b y donkere
M a a n , komt z y te v o o r fc h y n om h a a r eK o s t
te z o e k e n , die voornaamelyk fc h y n t te beftaan
in K o k o s -N o o ten ; ten w e lk e einde d e e ze K ra b ben
b y de Boomen opklimmen , en die a fkn y -
pen met haare Schaaren, d e z e lv e dan wed e rom
opzoekende en kraakende; het Welk een onge-
meene kragt in dit D ie r te kennen g e e f t ( * >
H e t m oet derhalve ook van aanzienlyke groo tte
z y n . D e K le u r , z e g t R um ph iu s , is m eest blaau w ;
doch d ie , w e lk e in ’ t W e r k van Seba v o o r g e meld
w o rd t, was K o ra a lro o d , en dus ten min-
fte daar in van de Amboinfche v e r fch illen d e ;
g e lyk dit ook aangaande de W e s t in d ifc h e , die
R o c h e f o r t b e f c h r y f t , opgemerkt wordt. D e
afbeeldingen b y R u m ph iu s z y n , als menze w e l
b e fc h o u w t , v e e l bekwaamer,, om een denkbeeld
van de geftalte deezer B eurskrabben te g e ev en ,
dan die b y Seba ; w a t aldaar ook to t veragting
v an d e ze lv en g e zegd worde. D e Beursagtigheid
van de S ta a r t , n aamelyk, openbaart z ig in d ie
van
(F) Zie bladz. 307, hier voor; alwaar ik van deeze Krabben
fpreek , willende de fterkte der Krabben in ’c algemeen
door een kragtig voorbeeld aantooncn.