I3Ö B e s c h r y v i n g v a n
V. ’ t geen gezegd wordt in een Verhandeling over
ixxviiï. leevsn(Le Puiften, die door den Heer N yan-
Hoofd- der van Calmar, in ’tiaar 1757, te Upfal, onder
de Voorzitting van L innjeüs is verdedigd ( * ) .
,, De regeerende Roode Loop is een inwen-
3, dig Schprft der Darmen; gelyk de Ontlee-
„ ding der Lighaamen van Menfchen, die aan
5, deeze Kwaal geRorven waren, heeft aange-
, , toond. Dat dezelve door befmetting van den
3, Afgang en gemeene Sekreeten voortgeplant
j, worde, Raat by geen ervaren Geneesheer in
j, twyfel. Bartholinus heeft reeds verhaald,
, , hoe een Deensch Doktor, in de voorgaande
, , E euw , te Helfingburg, meer maal en met de
, , Roode Loop bevangen zynde geweest, eih-
3, delyk waarnam, dat zyne Uitwèrpfelen der
, , Darmen met kleine Diertjes, die weezent-
, , lyk leefden, doch zig naauwlyks kenbaar
3, beweegden , vervuld waren. In dit opzigt
, , kunnen w y niet voqrby, hier een Waarnee-
3, ming te plaatzen, door welke dit Ruk groo-
3, telyks wordt opgehelderd.
, , Nu vier Jaaren geleeden kreeg de Heer
„ Rolander , die in de kost was by den Ed-
„ Heer Voorzitter, de Roode Loop. Hy
i, werdt ’er met Rhabarber en verzagtende
3, Middelen, op de gewoone manier, van ge~
, , nezen; maar, agt dagen daarna, kreeg hy
, , ze w e e r , en werdt wederom genezen.
, , Toen
( * ) Amnn. Aead, Vol, V. p. 92, &C. DiiT. 82, fub titsilo
ExgnthematA viv».
d e M y T E n. 137
, Toen hy , agt Dagen daarna, ten ^er'
denmaale met die Kwaal bevangen werdt, Lxxvm*.
* onderzogt men naauwkeurig naar de oir-HooFD-
ll zaak, dat dezelve hem dus in ’t byzonderSTüK*
overkwam; terwyl alle de anderen van het
l] Huisgezin, die een zelfde Levensmanier en
, , Tafel gebruikten , gezond waren. De
, , Heer '■ Voorzitter raadde den Patiënt, die
, , voornaamelyk zig toeleid’ op de Infekten-
,, kunde, dat hy zynen Afgang onderzoeken
, , zou , op dat het met meer zekerheid bly-
3, ken mogte, o f de Waarneeming van Bar-
, THOLiNUs g o ld e , dan niet. Dit gedaan
3, hebbende zeid’ de Patiënt, dat hy ’er mil-
„ lioenen van Diertjes in gezien hadt, die ,
„ volgens zyne naauwkeurigë befchryving ,
, , Myten waren, en wel naast gelykende naar
„ die van het Meel. Sommigen gaven dan de
„ Schuld aan zyn drinken by nagt: want,on-
„ der den Maaltyd niet drinkende , was hy
s, gewoon eenig dun V o g t, om de dorst te
3, lesfchen,by zig te houden. Die oirzaak, eg-
ter, fcheen niet genoegzaam, tot dat h y ,
„ den Beker van Geneverboomen-Hout, wel-
„ ken hy daartoe gebruikte, befchouwende ,
3, daarin, tusfchen de ribbetjes, een wit flree-
„ pje ontdekte, ’t welk naauwlyks zigtbaar
3, was met het bloote O og , maar, met een
, , Vergrootglas bekeeken zyn dë, bevondt hy,
3, dat dit witagtige niets anders was dan eene
,, ontelbaare menigte van dergélyke M y ten ,
I, Deel, XIIL Stuk* I 5 jj a^s